vrijdag 24 januari 2014

Enough Said (2013)

Score:  8.0 / 10

Elk jaar zijn er altijd wel enkele romantische films die me echt weten te charmeren. Enkele maar, want het is een genre dat ik doorgaans nogal goedkoop en weinig interessant vind. Romantiek is voor mij nog steeds meer The Piano dan Pretty Woman - ik zoek meer naar het romantische tragedie dan naar de romantische komedie. Zeemzoet moet voor mij melancholisch zijn, happy end moet voor mij fatalisme en treurnis zijn. Geen puriteinse Jane Austen of James Ivory, maar liefst wel met een sfeer die herinnert aan een lijdende Werther.

Soms is er echter een uitzondering. Dan weet de komische en feel good atmosfeer me te behagen. Dan is de charme de belangrijkste component. De beste voorbeelden daarvan zijn de briljante Before-trilogie van Richard Linklater of Woody Allen films als Vicky Cristina Barcelona, Midnight in Paris en To Rome with Love. De voorbije jaren waren ook Weekend, Hysteria, Ruby Sparks, (500) Days of Summer, Restless, Easy A en Beginners uitstekende bijdragen aan deze eerder "luchtige" romantische films. Zelfs typische Hollywoodprenten als Just Go with It en We Bought a Zoo konden me charmeren. Enough Said, de meest recente film van Nicole Holofcener, is een mooie toevoeging aan deze relatief korte lijst met sterke, doch "luchtige" romantische cinema.

Met Please Give wist Holofcener mij reeds te intrigeren door haar onderwerpkeuze en manier van aanpak: oprecht, menselijk en - vooral - vrij van stereotype genderlogica. Hoewel de film geen blijvende indruk naliet, had ik het intuïtieve vermoeden dat er meer zat in haar methode. Dat weet ze met Enough Said te bevestigen.

Net als in Please Give zien we ook hier Catherine Keener, zij het ditmaal niet in één van de hoofdrollen. Deze zijn weggelegd voor Julia Louis-Dreyfus en de recentelijk overleden James Gandolfini. In zekere zin kunnen we Enough Said beschouwen als de eerste van twee apologieën van Gandolfini (de tweede wordt Michaël R. Roskams The Drop, voorheen bekend als Animal Rescue). Niet dat hij het nodig had, maar velen zullen hem exclusief plaatsen in de rol van Tony Soprano. Dat terwijl de man ook andere kwaliteiten had. In Enough Said verkent hij hetzelfde pad als in Welcome to the Rileys: minder maffiaman, meer familieman. Hij laat een beklijvende indruk na als de obese Albert en toont hiermee een staaltje knap acteerwerk dat niemand snel zal associëren met hem. Tegelijk laat hij ook een wat wrange indruk na omdat zijn gewicht regelmatig het onderwerp is van de dialogen in de film. Dat (over)gewicht zal niet geholpen hebben in het voorkomen van een hartaanval op 51-jarige leeftijd. We moeten daarover niet verder speculeren, maar na het zien van Enough Said word je bijna vanzelf die richting ingestuurd. Die achtergrond geeft dan ook iets tragisch mee aan de film. Iets wat niet het geval zou geweest zijn, moest Gandolfini nog geleefd hebben of gestorven zou zijn in pakweg een auto-ongeluk.

Het verhaal is niet meteen het meest onverwachte aspect van de film. Iemand die wat vertrouwd is met het genre, weet meteen waar we naartoe gaan bij de ontknoping (iets wat overigens in de trailer al "gespoild" wordt). Die plotlijn is dan ook niet het interessante gedeelte. Dat zijn de uitstekende vertolkingen van Gandolfini en Louis-Dreyfus, aangevuld met Toni Collette en (zoals gezegd) Catherine Keener en in nog kleinere rolletjes Ben Falcone, Toby Huss en Kathleen Rose Perkins. Deze cast weet een sfeer te creëren die een lach op je gezicht tovert en je nooit in dwingende stereotypen doet denken. Alle indrukken blijven open voor interpretatie en de heldere dialogen zijn bijna een voorbeeld van hoe de wereld er een stuk aangenamer zou uitzien, in die zin dat ze verbazend oprecht zijn en zelden teren op onrealistische genreclichés. De keren dat ik bepaalde typetjes of dialogen gewoon niet geloof in romantische komedies, zijn ontelbaar. Ik doel hier vooral op het soort dialogen waarbij je van meet af aan wéét dat de zaken in het honderd gaan lopen, of typetjes die zodanig generisch zijn dat je je al meteen zit te ergeren aan het vreselijk onrealistische script (hoeveel mensen zouden er zijn die in de realiteit spreken en handelen zoals in romcoms?).

Niets van dat alles in Enough Said dus. De dialogen verbazen in hun openhartigheid en aantrekkingskracht. De blikken van de charismatische acteurs zijn een welkome afwisseling in een wereld waarin authenticiteit meer een handelsmerk geworden is dan een inherent lovenswaardige eigenschap. Uiteraard weet Holofcener haar product te verkopen, maar ze doet het met een bezieling die appelleert aan een publiek dat de goedkope trucjes niet meer wil slikken of gewoon beu is.

Over de inhoud van de film wil ik niet te veel kwijt (bekijk de trailer daarvoor). Ik stel voor om je gewoon te laten verrassen door deze frisse wind in het genre, enough said.

donderdag 23 januari 2014

82 Dagen in April (2013)

Score:  6.0 / 10

In 2013 speelden er bitter weinig Belgische films op het filmfestival van Gent, althans in tegenstelling tot 2012 waar er tien nationale publiekstrekkers waren (waaronder drie (semi-)docu's en één befaamde kortfilm). Naast het reeds verschenen I'm the Same, I'm an Other, konden we in 2013 ook kennismaken met twee debuutfilms, Drift en 82 Dagen in April, en de tweede langspeler van Hélène Cattet & Bruno Forzani, L'Étrange Couleur des Larmes de Ton Corps. Van deze vier films is 82 Dagen in April dus de tweede film die de bioscopen haalt. Gek dat zélfs producties uit eigen land er zo lang over doen om officiële releases te krijgen bij ons. Dat zo'n dingen gebeuren in Frankrijk of de Verenigde Staten is gegeven de productiviteit van de filmindustrieën evident, maar in België? What's that about?

Akkoord, het zijn niet de meest toegankelijke films. Of toch niet in vergelijking met The Broken Circle Breakdown en Offline, want 82 Dagen in April is niet bepaald "moeilijker" dan pakweg Kid of Welcome Home. Drift, I'm the Same, I'm an Other en zeker L'Étrange Couleur des Larmes de Ton Corps kan je daarentegen niet echt toegankelijk noemen voor het grote publiek, maar sinds wanneer moeten we ons neerleggen bij neoliberale drogredeneringen waarin we ons laten leiden door de vraag van "de markt"? Zeker op vlak van cultuur is dit ronduit misselijkmakend: toegankelijkheid is zowat het laatste criterium dat je moet laten meespelen bij het overwegen van de distributie voor een film. Als marktdenken dan toch een rol moet spelen, zou men er beter aan doen de lokale markten en talenten te steunen en Belgische (of Vlaamse, als het wat meer communautair moet) releases de voorrang en promotie te geven die ze verdienen.

Hoe dan ook, de zes Belgische langspeelfilms die in 2012 in première gingen op het Gentse filmfestival, kregen allemaal een officiële release - de laatste in rij, Le Monde Nous Appartient, kreeg die op 20 februari '13. Voor de premières van 2013 is het nog wachten tot 12 maart '14 eer we L'Étrange Couleur des Larmes de Ton Corps te zien krijgen en voor Drift is er nog geen release gepland. Het is overigens ook jammer dat The Miracle of Life van Joël Rabijns & Yves Sondermeier, hoewel reeds in première gegaan in Gent in juni '13, geen herkansing kreeg voor een wat groter publiek op het Gentse filmfestival. Een nichefilm weliswaar, maar opnieuw, waarom zou dat een obstakel moeten zijn in zo'n klein land? Nu, mogelijk hadden Rabijns & Sondermeier geen behoefte aan dergelijke promo. Wanneer je je film op VHS uitbrengt (en limiteert op 1000 stuks), is het de regisseurs misschien meer om een cultstatus dan om bekendheid te doen.

Het debuut van Bart Van den Bempt is een relatief toegankelijke, zij het ietwat trage en erg visuele film die zich afspeelt in Turkije. Na het verongelukken van hun zoon die op trektocht was doorheen Turkije, gaan de vijftigers Herman (Marc Peeters) en Marie (Karen Vanparys) erop uit om zijn bezittingen te gaan ophalen in Istanbul. Wanneer Herman zijn zoons reisdagboek ontdekt, wil hij kost wat kost dezelfde route afleggen. Marie gaat bij aanvang akkoord, maar merkt al snel dat Herman op die wijze zijn verdriet probeert te kanaliseren, tot in het obsessieve toe. Er lijkt geen ruimte meer te zijn voor Maries emoties. Dit levert een interessante studie op waarin het verwerken van verlies centraal staat en hoe de individuele omgang hiermee kan wegen op een relatie.

Van den Bempt weet de landschappen in Turkije optimaal te gebruiken. We krijgen geen hippe plaatjes van badsteden te zien, maar fotografische beelden van woeste en uitgestrekte vlaktes en bergketens. Het heeft iets triest en tegelijk behaaglijk. Als kijker vroeg ik me meermaals af of de regisseur net deze landschappen koos om het verdriet en het louteringsproces van de ouders te belichamen. De soundtrack van Arve Henriksen voorziet de film daarnaast van een uitstekende melancholische sfeer en ook Peeters en Vanparys weten door hun authentieke vertolkingen een vreemdsoortige affiniteit op te wekken. Alle ingrediënten voor sterke cinema zijn er dus. Alleen is het thema van de film iets waarvan je verwacht dat het zal blijven hangen en dat was in mijn geval niet zo. Waar dat juist mee te maken had, is moeilijk te zeggen. Misschien hadden de dialogen iets scherper gemogen of had de film er zo nu en dan nét iets meer vaart mogen inbrengen.

Wie geïnteresseerd is in Vlaamse cinema, mag 82 Dagen in April zeker noteren. Het is lang niet de meest indrukwekkende prent en de serene atmosfeer kan ook als tergend traag en nietszeggend ervaren worden, maar in tegenstelling tot I'm the Same, I'm an Other is Van den Bempt er wel in geslaagd iets te vertellen.

woensdag 22 januari 2014

Prince Avalanche (2013)

Score:  7.5 / 10

Een erg boeiende en mijns inziens uitstekende trend in Amerikaanse alternatieve cinema de laatste jaren, is de nieuwe fascinatie voor langzame en beeld- en muziekgedreven films. Deze films hebben vaak iets meditatief, iets ervaringsgericht waar stijl en beleving boven directe inhoud gaan. De meest voor de hand liggende cineast die zich deze stijl toe-eigent, is uiteraard Terrence Malick. Zijn laatste drie films (The New World, The Tree of Life en To the Wonder) waren stuk voor stuk odes aan visuele esthetiek en inhoudelijke vaagheid. Hoewel ik geen liefhebber ben van de mans laatste werken, ben ik wel helemaal te vinden voor dergelijke stijl die in steeds meer Amerikaanse films binnensluipt.

Beasts of the Southern Wild hanteerde dat gelijkaardige langzame tempo en maakte eveneens gebruik van die unieke beeldesthetiek. Ook daar sloop enige mystiek binnen en nam de film de kijker mee op een avontuur dat aanvoelde als een ecologische droom. Datzelfde betoverende effect werd ook gecreëerd in het meeslepende en adembenemende The Retrieval, misschien wel de beste film van het Film Fest Gent '13. Net als in Beasts of the Southern Wild en Malicks laatste films, speelt de soundtrack hier een prominente rol en kabbelt de film voort op een rustgevend tempo. Het verbazend futuristische en surreële Upstream Color past eveneens in dat rijtje. Zonder veel twijfel een film die qua ambiguïteit met de beste Lynch cinema kan concurreren, hoewel de sfeer beduidend anders ligt: ze is een stuk meer hallucinant en voorziet eerder een good trip vibe dan de voor Lynch typische bad trip vibe. Ik kan nog wel even door gaan: de films van Kelly Reichardt, Mike Cahills Another Earth, Harmony Korines Spring Breakers, Rob Zombies The Lords of Salem en de twee laatste films van Nicolas Winding Refn (geen Amerikaan, maar Drive en Only God Forgives zijn wel Amerikaanse producties).

Het is een moeilijk definieerbare en onmogelijk af te lijnen trend. Ze is voornamelijk gebaseerd op persoonlijke ervaring en indrukken. Die hoeven niet altijd enorm positief te zijn, maar de kenmerken zijn er: slow paced, een centrale rol voor muziek, een fotografische cinematografie, inhoudelijk een ietwat vaag of open verhaal en - het belangrijkste ingrediënt - een narratieve structuur die doet denken aan een meditatie, een trip of een droom. Subjectiever dan dat laatste kenmerk wordt het niet, dus het is goed mogelijk dat wat ik als meditatief, verheffend of dromerig ervaar, door anderen stilistisch pedant, onnodig traag of inhoudelijk ergerlijk ervaren wordt. Dat is bij mij het geval bij Malicks laatste films, maar ik heb identiek dezelfde opmerkingen horen vallen in de context van o.a. Spring Breakers, Upstream Color en Only God Forgives - films waar ik dan weer helemaal euforisch van werd.

Uiteraard is deze filmstijl geen exclusief Amerikaanse trend (recentelijk getuigden La Grande Bellezza, La Cinquième Saison, Holy Motors, Leones, Vanishing Waves, L'Étrange Couleur des Larmes de Ton Corps en Under the Skin daarvan nog), maar het is wel frappant dat Amerikaanse cinema dergelijke stijlkenmerken adopteert, net omdat het alles behalve conform is aan de Hollywoodnormen. De meeste van de bovenvermelde films splijten het publiek dan ook écht in tweeën, in lovers en haters. Zelden gaan mensen weg met iets daartussenin na het bekijken van bovenvermelde films. Dat geldt ook voor de comeback in het alternatieve circuit van David Gordon Green.

Met Prince Avalanche (een remake van het IJslandse Á Annan Veg uit 2011) gaat Green terug naar een meer minimalistische, atmosferische en inhoudelijk minder rechtlijnige aanpak. Daarmee sluit hij - gelukkig - het makke Hollywoodhoofdstuk af dat hij sinds 2008 aanving. Door in zee te gaan met Explosions in the Sky en hun muziek als de dominante ritmiek van de film te gebruiken, maakte hij met Prince Avalanche een prent die aanvoelt als een extatisch postrock nummer: een rustige en langzame aanvang, ietwat repetitief door een wederkerend thema, die crescendo naar een climax (fortissimo possibile!) toewerkt om nadien weer gestaag decrescendo te gaan en zo het thema voor een laatste keer tot leven laat komen. Aldus de formule waar ook Greens laatste film op gebaseerd is.

In Prince Avalanche zien we twee mannen (Paul Rudd en Emile Hirsch) die dag in dag uit op de wegen tussen verbrande bossen in centraal Texas de straatlijnen herschilderen. Het landschap is mistroostig en desolaat. De twee mannen hebben niet veel meer te doen dan in gesprek met elkaar te treden, vaak resulterend in woede-uitbarstingen en hevige ruzies. In de tussentijd komen ze steeds weer dezelfde vrachtwagenchauffeur tegen, net als een schijnbaar verdwaalde vrouw. Dat dit zelden voldoende materiaal geeft om inhoudelijk echt te intrigeren, wordt goedgemaakt door de uitstekende casting, de steeds aanwezige weemoed van het landschap en - uiteraard - de intense soundtrack.

Deze film zal zeker niet bij iedereen aanslaan, maar hij biedt wel weer een potentiële kans aan de verzamelaars van unieke filmervaringen; er is natuurlijk nooit garantie dat de film de verhoopte bevrediging brengt. In mijn geval kwam Prince Avalanche goed binnen, ook al waren er net wat te veel momenten waarin de film even mijn aandacht verloor. Wie gaat kijken om Paul Rudd in typische comedy modus te zien, zal echter bedrogen uitkomen. Zijn aanwezigheid en Greens reputatie zullen daarentegen wel een opportuniteit verschaffen om een groter publiek te laten kennismaken met deze zeer specifieke filmesthetiek.

dinsdag 21 januari 2014

Philomena (2013)

Score:  7.5 / 10

Eén van de meest bizarre keuzes bij de Oscargenomineerden dit jaar is Philomena van Stephen Frears. Waaraan dat juist ligt, is moeilijk te zeggen. Persoonlijk vind ik het gewoon een 'te kleine' film, als dat al iets verklaart. Het heeft meer weg van de sfeer van Frears Tamara Drewe dan van zijn The Queen. Net om die reden denk ik ook dat de film weinig kans maakt. Eerlijk gezegd zou ik het ook wat raar vinden om Philomena tot beste film van het jaar (althans, volgens de Academy Awards) te bombarderen.

Daarmee wil ik niet zeggen dat Philomena een slechte film is. Alleen heeft hij meer iets van een televisiefilm dan van een bioscoopfilm. Dat heeft voor een stuk te maken met de thematiek: de film is een adaptatie van BBC journalist Martin Sixsmiths The Lost Child of Philomena Lee, waarin hij verhaalt over Philomena Lee, een Britse oudere vrouw die vijftig jaar op zoek was naar haar verloren zoon. Dat boek kwam er nadat Sixsmith de vrouw te hulp schoot om haar zoon op te sporen. Een human interest story dus, wat zich over het algemeen perfect leent tot televisiefilms. Dat deze het schopte tot bioscoopfilm en zelfs tot Oscargenomineerde, is dus minstens wat raar te noemen. Nochtans is het niet geheel onverdiend.

In de film zien we Steve Coogan als Sixsmith en een fenomenale Judi Dench als Philomena (goed voor een zevende Oscarnominatie!). Beiden laten, zoals we van hen gewoon zijn, het betere acteerwerk zien en dragen daarmee zowat de hele film. De gesprekken die Sixsmith en Philomena voeren terwijl ze hun zoektocht ondernemen, behandelen vooral het (ontbreken van) geloof - niet moeilijk wanneer enkele stuurse nonnen verantwoordelijk zijn voor het verlies van je kind. Omdat er door de regisseur echter nooit partij getrokken wordt voor één van beide kampen, word je als kijker getrakteerd op interessante houdingen en inzichten in (het gebrek aan) geloofsbeleving. Deze dialogen zijn ongetwijfeld het sterkste punt van de film, want de plotlijn is over het algemeen te veel een Spoorloos / Vermist / Memories queeste. Dat houdt de spanning er wel in en het einde stelt zeker niet teleur, maar in deze film haalt de morele twist het beslist van de plottwist.

Philomena is geen film die zich inlaat met simplistische religie-bashing (of zoals ze dat tegenwoordig met een eufemisme proberen te benoemen: debunking), noch met propaganda voor katholieke pilarenbijters. In die zin is het een erg menselijke film waarin de kracht van vergeving wordt gemeten aan de kracht van vergelding. Het zijn vooral de momentopnames waarin net dat duidelijk wordt die je als kijker vastgrijpen. Een karakterstudie voorziet de film namelijk niet, daarvoor is hij te kort (hoewel de korte duur eens een welkome afwisseling is van de vervelende trend om films - vaak onnodig - ver over de twee uur te rekken). Niettemin staan Coogan en Dench als een huis en vormt hun samenspel een combinatie van intrieste, gevatte en humoristische noten.

Stephen Frears oeuvre is enorm divers en Philomena vult dat mooi verder aan. Het is echter al geleden van The Queen, nog steeds de sterkste prent die de man ooit regisseerde, dat hij ons van een echte bioscoopfilm voorzag. Ik ben benieuwd of de film ook maar één Oscar zal verzilveren bij de Academy Awards, maar zij die geïnteresseerd zijn in een knappe dialoogfilm die steeds spannend blijft, hoeven die uitslag vooral niet af te wachten.

donderdag 16 januari 2014

Fruitvale Station (2013)

Score:  7.5 / 10

Over enkele uren gaat het Sundance Film Festival van start in Utah. Van over de hele wereld zakken liefhebbers van de Amerikaanse independent cinema af naar Salt Lake City en omgeving. Een duur grapje, maar voor velen een once in a lifetime ervaring. De grote, maar inhoudsloze celebs worden er actief geweerd en Robert Redford is er niet vies van om 'zijn' festival van wat politieke statements te voorzien. Een dag na de aanvang van Sundance vangt haar anarchistische tegenpool, Slamdance, aan. Dit festival verzet zich openlijk tegen de dominantie van Sundance op het alternatieve filmcircuit. Dat beide festivals eigenlijk complementair zijn, want Slamdance hoeft zeker niet onder te doen voor Sundance - het bracht onder meer Christopher Nolan, Marc Forster en Jared Hess voort -, neemt niet weg dat het gaat om festivals die lichtelijk andere strategieën en organisatiemethodes gebruiken. Slamdance is duidelijk anarchistischer geïnspireerd, terwijl Sundance een meer verticale organisatiestructuur gebruikt. Niettemin staan ze wel allebei aan dezelfde kant van het machtsspectrum: gekant tegen Hollywood en het studiosysteem. Wie op Sundance vertoeft, zou het daarom zeker niet mogen laten om ook even wat Slamdance films en workshops bij te wonen!

De voorbije jaren maakten Amerikaanse indies zoals Primer, The Squid and the Whale, Brick, Frozen River, Precious, Winter's Bone, Another Earth en Beasts of the Southern Wild hun première op Sundance. Op de twintigste editie in 2013 was de grote winnaar Fruitvale Station van Ryan Coogler. Een film die de laatste dag uit het leven van Oscar Grant III belicht, een 22-jarige jongeman uit de Bay Area. Een uit de hand gelopen ruzie op een tram, waarop de spoorwegpolitie op disproportionele wijze reageert (as usual), mondt uit in een ongelukkige schietpartij waarbij Oscar om het leven komt. Dit resulteerde in hevige rellen wat, eveneens as usual, niets opleverde, want de dienstdoende politieman liep weer op vrije voeten op 13 juni 2011. Dergelijke machteloosheid resulteert meestal in verlamming en cynisme, maar in dit geval leidde het tot creativiteit. Coogler maakte er een film over die niet alleen een zekere catharsis teweegbracht, het confronteerde kijkers over de hele wereld ook met de gebeurtenissen. Een prototypische Sundance film met andere woorden: representing the voice of the people.

Los van de nobele intenties van de regisseur, moet gezegd dat de film over het algemeen toch wat braaf is. Uiteraard vergemakkelijkt dit het distributieproces, maar de krop in de keel waarvan vele mensen spraken, is daardoor snel weer doorgeslikt. Dat neemt niet weg dat het aangrijpende portret van Oscars laatste dag door en door menselijk is. Het toont een Oscar die niet vrij is van onschuld, ook al ben je snel geneigd bepaalde misstappen te begrijpen omwille van de sociale context waarin hij leeft. Acteur Michael B. Jordan weet een authentieke vertolking neer te zetten en ook Octavia Spencer, die Oscars moeder speelt, weet te beklijven en ontroeren. Aan de acteurs zal het gebrek aan een welgeplaatste uppercut niet gelegen hebben.

Misschien ligt het aan het gezapige tempo waarin de film voortschrijdt. Op sommige momenten heeft de vertelstijl iets soapachtigs en hoewel dat niet negatief hoeft te zijn, haalt het wel enige kracht uit de film. Het is tenslotte maar één dag die we te zien krijgen en dat laat net iets te weinig ruimte voor een sterk inlevingsvermogen. Of misschien ligt het gewoon aan het feit dat dit weer een biopic betreft - een mens wordt er op de duur wat minder sensitief voor. Wie daarentegen gevoelig is voor onrechtvaardig politiegeweld (= pleonasme) zal zonder veel twijfel bedroefd en kwaad naar de aftiteling zitten staren, maar wie ruimte geeft aan gerechtvaardigd politiegeweld zal al snel op meer rationele wijze omgaan met de prent. In gevallen als dit is rationaliteit echter eerder een min dan een plus. Je hebt een intuïtieve walging of je hebt ze niet. Vergoelijken door middel van een rationele houding is in de realiteit een valabele positie, maar als effect van een film laat het iets wrang na. Ik behoor zeker tot de groep verontwaardigden en vind het daarom zonde dat de film de deur openlaat voor een meer rationele visie.

Fruitvale Station wist niettemin reactie uit te lokken. Het doel werd daarmee bereikt. Of het echt een memorabele film is, is weer wat anders. Een beetje zoals Precious in 2009: belangrijk thema, relatief conventionele cinema. Het is moeilijk om fictiefilms te vinden die komaf maken met gerechtvaardigde illusies zoals politiegeweld en daarom verdient Fruitvale Station alle lof. Alleen blijft de activistische copwatcher een beetje op zijn honger zitten.

Al bij al sterke cinema die net iets meer indruk had mogen nalaten. Desondanks beveel ik hem sterk aan omdat dergelijke thematiek niet vergeten mag worden. Een film met een ziel, zo heb ik ze graag!

woensdag 15 januari 2014

Lovelace (2013)

Score:  5.5 / 10

Rob Epstein & Jeffrey Friedman, het duo dat ons in 2010 voorzag van hun uitstekende langspeeldebuut Howl, slaan voor hun tweede film een iets conventionelere weg in. Welja, in zoverre je een biopic over Linda Boreman, beter bekend als de pornoactrice Linda Lovelace uit Deep Throat, conventioneel kan noemen natuurlijk.

Epstein & Friedman voeren al jaren een kruistocht om seksuele taboes bespreekbaar te maken in de Verenigde Staten. In de eerste plaats was hun stokpaardje alles wat homoseksualiteit aanging. Epstein bracht, toen nog solo, met zijn documentaire The Times of Harvey Milk het tragische verhaal van homorechtenactivist Harvey Milk in de kijker. Die film was goed voor een Oscar in 1985. Met Common Threads: Stories from the Quilt waren Epstein en Friedman aan hun eerste samenwerking toe. Deze documentaire die handelde over AIDS won in 1990 eveneens een Oscar. Met The Celluloid Closet en Paragraph 175 vervolgden ze hun queeste, respectievelijk over homoseksualiteit in Hollywood en onder het nazisme.

Na al deze docu's waren beide heren toe aan hun eerste langspeler. Dat werd een experimentele film over het expliciete en controversiële gedicht "Howl" van Allen Ginsberg. Howl bleek meteen een publieksfavoriet te zijn in alternatieve circuits en bij heel wat cinefielen, ook al waren de critici verdeeld. Voor hun tweede langspeler zoeken ze opnieuw de seksuele taboes op. Ditmaal bij Linda Lovelace, de pornoster die tegen wil en dank de toen nog ondergrondse industrie van glitter and glamour voorzag.

Hoewel deze invalshoek een interessante positie geeft om opnieuw een experimentele en ietwat controversiële film te maken, blijven Epstein & Friedman ditmaal ontgoochelend braaf. Hoewel ze een heuse cast bij elkaar kregen met o.a. Amanda Seyfried, Peter Sarsgaard, Sharon Stone, Juno Temple, Chloë Sevigny en James Franco, plus nog een handvol b-listers zoals Robert Patrick, Chris Noth, Bobby Cannavale, Hank Azaria, Adam Brody, Debi Mazar en Eric Roberts, kon de film op inhoudelijk vlak niet bevredigen. Het ging allemaal gewoon niet diep genoeg.

Dat Deep Throat vandaag meer een komedie dan een pornofilm is, kan te maken hebben met de moeilijkheid om nog te choqueren met een film over Linda Lovelace's leven. Zeker omdat Lovelace eigenlijk zoveel preutser is dan het leven van zijn onderwerp. Het toont nogal zwak om te willen verhalen over een pornoster haar turbulente carrière zonder daarin de grenzen van de censuur af te tasten. Bovendien is een zoveelste brave biopic niet meteen iets wat we nodig hadden op die reeds verzadigde markt...

Linda Lovelace is zonder veel twijfel de meest interessante vertolking uit Amanda Seyfrieds nog prille carrière en de cast rondom haar is bij wijlen hilarisch (James Franco als een jonge Hugh Hefner!). Al bij al is Lovelace een onderhouden film die nooit verveelt en voorzien is van een schitterende soundtrack, maar waar zoveel meer had ingezeten. Hopelijk maken Epstein & Friedman hier geen handelsmerk van, want hun volgende project, Anita, zal gaan over het leven van de anti-holebirechten activiste Anita Bryant. Graag wat provocatiever dan, heren!

dinsdag 14 januari 2014

Suzanne (2013)

Score:  6.5 / 10

Sommige films komen en gaan zonder ooit een diepe indruk na te laten, noch in positieve, noch in negatieve zin. De tweede langspeler van Katell Quillévéré is daar zo één van. Suzanne vertelt het verhaal van, welja, Suzanne die de strijd met het burgerlijke leven aangaat en zo van de ene moeilijke periode in de andere tuimelt. De film beslaat een tijdsbestek van zo'n 25 jaar en probeert dat te overzien in amper anderhalf uur. Veel te kort om een indruk na te laten dus. Nochtans zat er veel potentieel in.

Zo kon Suzannes conflict met het huisje-tuintje-boompje ideaal en andere mores van het burgerlijke leven een bron van interessante verhaallijnen bieden. Jammer genoeg blijft het allemaal wat aan de oppervlakte, ondanks enkele rake klappen aan de heersende conventies. Dat een rebellerende levensstijl gevolgen heeft voor je sociale omgeving en je eigen gemoedsrust, is een beetje een open deur intrappen. Dat zelfs het moederschap je niet kan beteugelen en je kind hiervan het slachtoffer wordt, zagen we ook al vaak. 'Normaal zijn' is voor Suzanne de grootste moeilijkheid, maar de stereotype gevolgen van de weigering om zo'n conventioneel leven te aanvaarden, zijn vaak eerder vervelend en oninteressant. Ja, ze komt in ruzie terecht met haar vader en zus. Ja, ze belandt in de gevangenis. Ja, ze kiest verkeerde partners. Ja, haar kind wil niets met haar te maken hebben. Ja, door ouder te worden beseft ze dat haar sociaal ontheemde levensstijl diepe wonden geslagen heeft. We kennen het verhaaltje al wel.

Veel interessanter had de film kunnen zijn, mochten we eens kunnen proeven van een psychologisch doorleefd en ethisch kwetsbaar drama binnen deze thematiek. Misschien werken met hier en daar wat flashbacks in plaats van een te ruime periode chronologisch te willen vertellen op te korte tijd. Het conflict tussen onafhankelijk willen zijn van de normaliteit, de conventies en de burgerlijkheid, maar tegelijk toch een warme sociale omgeving wensen, had veel sterker uitgediept mogen worden. Nu wordt Suzanne te veel afgebeeld als een "me against the world"-type en dat is frustrerend omdat het gewoon té makkelijk is. Alsof een leven buiten de conventies en in strijd met de burgerlijkheid daar noodzakelijk in uitmondt. Alsof sociale banden steeds het onderspit moeten delven voor hyperindividualisme. Dergelijke levenshouding is veel complexer dan dat en het is te betreuren dat Quillévéré niet meer moeite deed het verder te ontrafelen.

Dat neemt gelukkig niet weg dat de film loopt als een trein. De hoofdactrice, Sara Forestier, weet te beklijven en in zekere zin geeft ze haar rol daardoor een sterk karakter mee, ondanks het gebrek aan ruimte daarvoor. Combineer dat met een leuke soundtrack en hier en daar een geslaagd emotioneel moment en Suzanne blijkt toch geen geheel onverdienstelijke poging te zijn.

Uiteindelijk is het echter een veel te brave en - ironisch genoeg - burgerlijke film om na te blijven zinderen, dus denk ik niet dat men echt iets mist wanneer je deze film aan je voorbij laat gaan. Wie houdt van films die onconventionele levensverhalen vertellen op conventionele, chronologische wijze, kan met Suzanne een leuke zondagnamiddag beleven, meer niet.

In the Name Of... (2013)

Score:  8.5 / 10

In the Name Of... (in het Pools: W Imie...) is de tweede langspeler van Malgorzata Szumowska die bij ons in de zalen te zien is (de eerste was Elles). Ditmaal verkent Szumowska het priesterschap en homoseksualiteit, resulterend in de meest uitdagende film die beide thema's combineert sinds het Israelische Eyes Wide Open. Dat haar landgenoot Tomasz Wasilewski verkondigde dat zijn film, Floating Skyscrapers (die ook op het Film Fest Gent te zien was), de eerste Poolse homofilm was, berust dan ook op misleidende promotalk: niet alleen kwam In the Name Of... gelijktijdig uit, reeds in 2005 verscheen de film Homo Father. Bovendien steekt het intelligente In the Name Of... met kop en schouders uit boven de clichématige en prekend-voor-eigen-kerk prent van Wasilewski.

Terwijl Eyes Wide Open verhaalde over een orthodoxe joodse wijk in Jeruzalem, bevinden we ons in In the Name Of... in een kleine parochie op de Poolse boerenbuiten. Ook hier staat een devote gelovige centraal die begint te vechten tegen zijn drang naar vleselijke lust wanneer hij opeens een knappe jongeman ontmoet. Dat Szumowska niet vies is van wat symboliek (The Funeral van Band of Horses wordt meerdere malen gebruikt op cruciale ogenblikken) en metaforen (de hoofdrolspeler heet niet toevallig Adam), maakt de film des te intrigerender en gelaagder. Het is nooit een gratuit aanklacht tegen het Rooms-katholicisme, maar een subtiele en gevatte studie waarin celibaat en seksueel verlangen met elkaar in strijd gaan. Niet door de middenvinger op te steken naar het Vaticaan, wel door het psychologische leed en de innerlijke strijd uit te vergroten naar een ondraaglijke treurnis.

Voor het extreem katholieke Polen lijkt deze film dan ook veel gewaagder dan het meer expliciete, maar inhoudelijk minder sterke Floating Skyscrapers. Terwijl deze laatste vooral op makkelijke wijze provoceert, is In the Name Of... een echte beeldenstormer. Bovendien zijn de sterke soundtrack, de magnifieke beeldtaal en de uitstekende acteerprestatie van Andrzej Chyra allen elementen die van de film zoveel meer maken dan "gewoon een homofilm".

Van alle films met homoseksuele thematiek op dit jaars filmfestival (naast bovenvermelde twee zag ik ook nog Kill Your Darlings, Behind the Candelabra, Interior. Leather Bar en L'Inconnu du Lac), was In the Name Of... zonder enige twijfel en met mijlen voorsprong de beste. Daarmee volgt hij Weekend (2011) en Eyes Wide Open (2009) op, alleen verzilverde hij - in tegenstelling tot de andere twee - geen enkele prijs. Dat betekende gelukkig niet dat de film geen distributie kreeg bij ons, want sinds vorige week wordt hij gespeeld in een beperkt aantal zalen doorheen het land (ook al zal het maar voor erg korte tijd zijn).

Dit is een film die aan te raden is voor zij die houden van sfeervolle, ietwat trage en intelligente cinema. In the Name Of... is vrij van enige vrijzinnige rancune, maar is evenmin katholieke propaganda. De film voorziet een genuanceerd, tragisch beeld waarin één man centraal staat die de kijker weet te beroeren. Geen spek voor ieders bek, doch een aanrader voor zij die het zien willen.

maandag 13 januari 2014

The Wolf of Wall Street (2013)

Score:  7.5 / 10

Toen de trailer van Martin Scorsese's laatste uitkwam, zuchtte ik en bedacht ik mezelf dat het wel even genoeg was met al die biopics de laatste jaren. Nog ergerlijker dan de genre-overload, is uiteraard het tijdstip: de film komt uit in het Oscar season. Oscars en biopics, de saaiheid van deze succesformule is naderhand mijn grootste ergernis aan het worden uit de Amerikaanse filmindustrie - enkel de Marvel en DC Comics melkkoeien doen het nog net iets beter. Van al de Oscar bait die uitkomt de komende weken, is The Wolf of Wall Street de derde uit een hele rij biopics (na Rush en Captain Phillips). Staan ons nog te wachten: Fruitvale Station, 12 Years a Slave, Dallas Buyers Club, Saving Mr. Banks en Lone Survivor. Los van de Oscar bait kregen we de voorbije tijd sowieso al bakken biopics voorgeschoteld: The Look of Love, The Fifth Estate, The Frozen Ground, jOBS, Diana, Mandela: Long Walk to Freedom, Behind the Candelabra, Marina, The Bling Ring, The Butler, Philomena en Lovelace. Voor zij die er nog geen genoeg van hebben, zijn er binnenkort ook nog Kill Your Darlings, The Monuments Men, Grace of Monaco, Yves Saint Laurent en Camille Claudel 1915. De nieuwe films van Tim Burton, Clint Eastwood en Edward Zwick zullen biopics worden en we mogen in 2014 eveneens films verwachten over de levens van César Chávez, Abraham Lincoln (nogmaals), Walt Disney (nogmaals), Pelé en Anita Bryant. Indigestie, iemand?

The Wolf of Wall Street, die het levensverhaal vertelt van überklootzak Jordan Belfort, is eigenlijk niet veel meer dan een opgewaardeerde en stilistisch verfijnde versie van Blow. Dat dergelijke uitspraak vloeken in de kerk is voor mening filmliefhebber, blijft ergens toch wat bizar. Akkoord, Martin Scorsese is zonder veel twijfel Hollywoods meest interessante exportproduct. Hij is een vakman eerste klas en begrijpt het medium als geen ander. Met Mean Streets, Taxi Driver en Raging Bull maakte hij zichzelf (en Robert De Niro) sinds de 1970s onsterfelijk. Dat succes werd in de 1990s nog eens overgedaan met Goodfellas, (de remake van) Cape Fear en Casino. Sinds de eeuwwisseling heeft hij De Niro ingeruild voor DiCaprio. Met The Wolf of Wall Street zijn ze aan hun vijfde samenwerking toe (na Gangs of New York, The Aviator, The Departed en Shutter Island) en kunnen we gerust stellen dat ook DiCaprio onsterfelijk geworden is. In 2013 werd hun jarenlange samenwerking bekroond met de Spotlight Award van de National Board of Review. Misschien geraakt de ex-poster boy en chickmagnet zelfs aan een Oscar binnenkort - hij haalde gisteren in alle geval de Golden Globe binnen voor zijn vertolking als Jordan Belfort.

Scorsese is de laatste jaren echter op zijn best wanneer hij ons géén biopics voorschotelt: The Departed en Shutter Island zijn zonder veel twijfel moderne klassiekers. The Wolf of Wall Street zal dat vermoedelijk ook worden, hoewel ik het er niet helemaal mee eens ben. Er valt iets te zeggen over de actualiteitswaarde van de film, die de graaicultuur op een wijze in beeld brengt die je doet kokhalzen, maar dat neemt de eenzijdigheid van de personencultus niet weg. Belfort staat namelijk net iets té centraal en Scorsese creëert daardoor een erg conventionele biopic wat vertelstijl betreft. Het is DiCaprio de hele film door, al de anderen zijn eigenlijk nevenpersonages en er is amper één scène waarin we Leo niet zien. Dat Matthew McConaughey niet meer was dan een veredelde cameo, was in die context het trieste dieptepunt. Begrijp me niet verkeerd, DiCaprio doet dat uitstekend en het is misschien één van de mans beste rollen ooit, alleen wordt de personencultus - die vele biopics inherent in zich dragen - nog eens extra versterkt door een gelijkaardige cultus op te trekken rond de hoofdrolspeler (want een karakterstudie geeft de film alvast niet). Je krijgt daardoor als kijker bijna geen ademruimte. Het is drie uur kijken naar de walgelijke decadentie en de verheerlijking van geld die Belfort typeren. DiCaprio of niet, dat is gewoon een beetje te veel van het goede.

Je kan noch Scorsese, noch DiCaprio verdenken van sympathie voor Belfort of zijn levensstijl. Niettemin toont hun aanpak veel tekortkomingen. Door de kijker niet alleen stilistisch te confronteren (door het doorbreken van de vierde wand), maar ook inhoudelijk, had de film een sterker punt kunnen maken. Nu spreekt de film enkel via de ridiculisering van de Belfortsekte en de uitvergroting van Belforts exuberante levensstijl. De Wall Street losers die stuk voor stuk een Napoleoncomplex hebben, evenals het morele vacuüm dat enkel begrepen wordt in perverse Darwinistische logica, blijven veel te veel aan de oppervlakte. De film is te veel een komedie, te weinig een aanklacht. Te veel blockbuster, te weinig inhoud. Het heeft iets "episch" omwille van de vele oneliners en de schitterende acteerprestaties (DiCaprio die tript op Lemmon 714 staat nu al neergeschreven als meest epische scène van het jaar), maar het ontbreekt de film aan algemene hardheid en genadeloze kopstoten. Laat het pedante "wat had je dan gedacht?" gezever maar achterwege: van Scorsese en DiCaprio had je het kunnen en mogen verwachten.

Het is een Scorsese prent en dat maakt het bijna vanzelf een goede prent. Het is alleen geen uitstekende prent. Qua entertainment was dit absolute top en het is een blockbuster die dit jaar vermoedelijk weinig gelijken zal kennen. Enkel wat jammer van de lengte van de film, want die suggereert meer diepgang. Een mens kan nog stellen dat het gebrek van diepgang bij Belfort belichaamd wordt in de film, alleen zou dat een heuse belediging voor Scorsese inhouden en ik ben het er dan ook niet mee eens. Scorsese zou perfect meer diepgang kunnen brengen hebben, moest hij andere prioriteiten gelegd hebben (cf. Taxi Driver). In een film van drie uur had dat gerust gekund. Geef mij dan liever Cosmopolis: zelfde thematiek, maar veel donkerder en uitdagender. Bovendien had ik na drie uur kijken naar The Wolf of Wall Street een lichte ergernis opgedaan aan het gedrag van de protagonisten. Vergelijk het met mensen die zich ergeren aan de levensstijl en -houding van sommige jeugd, subculturen, opiniemakers of bejaarden en laat er hen dan een drie uur durende film over bekijken. De film mag dan nog zo goed zijn als hij wil, zo'n ergernissen strijk je niet meteen glad. Ergernis is namelijk iets persoonlijk en dat kan je niet snel even uitschakelen. Die lul van een Jordan Belfort (voel je de ergernis?) had mijns inziens beter ergens doodgerot in plaats van er een film over te maken...

Deze film is must-see materiaal voor DiCaprio en Scorsese liefhebbers. Omdat ik beiden erg hoog acht, wist ik de film te plaatsen en zo ook te appreciëren. Zij die noch voor Scorsese's stijl, noch voor DiCaprio's acteerwerk te vinden zijn, zullen echter niets missen. Als de thematiek je echt boeit (graaicultuur en decadentie van de financiële zeloten) en je meer diepgang zoekt, raad ik eerder het - erg verdeeld onthaalde - Cosmopolis aan.

donderdag 9 januari 2014

Nymphomaniac: Volume I (2013)

Score:  9.5 / 10

Wie het nog altijd vulgair klinken vindt om termen als 'kut', 'neuken' en 'pijpen' in de mond te nemen, kan ik alvast het volgende meegeven: ga niet kijken naar Nymphomaniac. Wie nog steeds het schaamrood op het gezicht krijgt bij het zien van een stijve lul (we zullen maar even dat woordgebruik verderzetten) en schaamlippen of ongecensureerde penetraties en blowjobs: opnieuw, ga niet kijken naar Nymphomaniac. Wie dag in dag uit voor zijn computerscherm zit te masturberen met pornoclips en daarnaast het geduld niet heeft om het voorspel en de (vaak hilarische) verhaallijnen en mimiek van de acteurs een kans te geven: ook hen raad ik af om Nymphomaniac te gaan bekijken.

Lars von Trier heeft namelijk geen interesse om een schaamlapje voor de mond of de genitaliën te nemen, noch om de geile voyeur op de wenken te bedienen. Wat had je dan verwacht van de regisseur die zowat de belichaming is van provocatie en contrariteit? Voor zij die van dat statuut niet op de hoogte zijn: de meest recente en vermoedelijk bekendste episode vond plaats in Cannes in 2011. Daar beweerde hij een nazi te zijn en schuwde hij het gebruik van cynisch-misogyne humor niet. Dit leverde hem meteen de status van persona non grata op, iets wat von Trier niet aan zijn hart liet komen: hij reageerde er met een onverwachte blijdschap op en gaf de Fransen onderwijl nog een veeg uit de pan over hun eigen nazistische verleden. Ook met Nymphomaniac werd de eerste controverse een feit toen de teaser van het vijfde hoofdstuk van YouTube werd gehaald en, later, toen er een trailer van de film begon tussen de kortfilm Get a Horse! en de recentste Disneyfilm Frozen in een zaal die, uiteraard, bomvol jonge kinderen zat. Dat laatste was geen promotiestunt en bleek om een technische fout te gaan van het bioscoopcomplex. Het geluk zit von Trier mee!

Het is verbazend, vooral na von Triers cynisch-misogyne uitspraken, dat Charlotte Gainsbourg het al drie films (of vier, als je de twee delen van Nymphomaniac afzonderlijk rekent) lang uithoudt met de man. Over Antichrist werd zelfs beweerd dat het een misogyne prent was, ook al valt von Trier eerder misantropie te verwijten dan misogynie. De mans cynische en misantropische houding, zorgen vermoedelijk voor een moreel kompas waar het noorden is ingesteld op allesverwoestend relativisme. Hoewel dat misschien niet de meest nobele en moreel correcte houding is voor de moraalridders onder ons, is het wel exact die houding die zijn films vaak van vernuftige en briljante dissecties van vooroordelen en taboes voorziet. Veel meer nog dan die andere geliefde misantroop, Michael Haneke.

Von Triers laatste werk omvat vier uur (opgedeeld in twee films van twee uur) voor de bioscooprelease en vijf en een half uur voor de director's cut. Von Trier heeft niets te maken met de montage van de bioscooprelease, het is dus nog even wachten op de director's cut (die vermoedelijk enkel via dvd en blu-ray zal verschijnen) om de mans eigen visie te kunnen aanschouwen - de film as it was meant to be dus: vijf en een half uur cerebrale porno.

In Nymphomaniac: Volume I zien we de eerste vijf van acht hoofdstukken (waarvan het vijfde de bovenvermelde controverse veroorzaakte): Joe die haar maagdelijkheid verliest, Joe die worstelt met de liefde, Joe die levens verwoest, Joe die een tragedie doormaakt en Joe die tot een eerste (anti-)climax komt. Het is moeilijk om meer te vertellen zonder hele delen van de film te bederven en verraden. Als kijker doorga je lachbuien, niet zelden uit ongemak, en onderga je een steeds aanwezige melancholie. Dat is op voorwaarde dat je je gêne overwint, een noodzakelijke voorwaarde om de film te kunnen appreciëren en beleven. Ik kan alvast zeggen dat zij die vonden dat Idioterne en Antichrist de politieke correctheid mijlenver voorbij gingen, na het zien van Nymphomaniac nieuwe dimensies zullen ontdekt hebben.

Wanneer Rammstein afgewisseld wordt met Bach, Jimi Hendrix met Mozart en Steppenwolf met Wagner... Wanneer dialogen gaan over (je kan het zo gek niet bedenken) nagels knippen, esdoorns, Edgar Allan Poe, vliegvissen, rugelach, Fibonacci getallen, antizionisten / antisemieten, de polyfonische cantus firmus en bolsjewieken vs. taartvorkjes... Wanneer brute, emotieloze beelden van neukpartijen afgewisseld worden met stilistische experimenten en vakkunde... Dan wéét je als cinefiel gewoon dat je op de juiste plaats zit. De ervaring kan nog steeds gekraakt worden door persoonlijke desinteresse, ergernis aan de casting (hoewel je al van erg kwade wil moet zijn om de fantastische Gainsbourg niet te kunnen appreciëren), een antipathie voor von Triers pretenties of misschien zelfs door de traagheid van de film, maar Nymphomaniac is wel in nagenoeg alle aspecten van zijn opzet geslaagd (populariteit was daar overigens géén van): provocatief en toch iets te vertellen hebben.

Of Joe de vrijgevochten vrouw symboliseert of net het gedroomde speeltje van elke patriarchale cultuur, is voer voor feministes - de "mea vulva, mea vulva, mea maxima vulva!" episode zal alvast voor de nodige discussie zorgen (radicale feministes en FEMENistes to battle! - de burgerlijke feministes zullen wel aan de zijlijn toekijken en afwachten wie het meeste kans maakt om te promoveren). Mijn enthousiasme over von Triers laatste meesterwerk is voorlopig vergelijkbaar met infantiele hysterie en dat zal deels blijken uit deze wat onsamenhangende recensie. Over verdere beschouwingen onthou ik me dan ook en wacht ik ongeduldig het tweede deel af (eind januari al in de zalen). To be continued...

maandag 6 januari 2014

Like Father, Like Son (2013)

Score:  8.0 / 10

Wanneer er gesproken wordt over Japanse cinema, zal dat vaak gaan over de zogezegde 'anime films'. Dat hoeft niet te verbazen, het zijn namelijk vooral die films die we bij ons (beperkt) in de zalen te zien krijgen. In 2013 konden we zo nog genieten van Mamoru Hosoda's Wolf Children en Hiroyuki Okiura's A Letter to Momo. Dat beide films respectievelijk één en twee jaar na hun release hier pas te zien waren, hoefde niet te verbazen: om een relatief snelle release te kennen bij ons heet je best Hayao Miyazaki (volgende maand zal zijn nieuwste, The Wind Rises, te zien zijn - met maar een half jaartje vertraging).

Hoe dan ook, Japanse cinema is voor velen gelijkgesteld met anime. Liefhebbers van cultfilms (of zij die Quentin Tarantino's fetisjen wat volgen) zullen daarnaast ongetwijfeld al gehoord hebben van Takashi Miike, een man wiens werk steeds goed vertegenwoordigd wordt op allerlei filmfestivals - de voorbije jaren was dat nog zo met 13 Assassins en Hara-Kiri: Death of a Samurai (waarvan enkel de eerste een officiële bioscooprelease kende). Zijn reputatie kreeg vorm door meesterwerkjes als Audition en Ichi the Killer. Deels door Tarantino's aanwezigheid in Sukiyaka Western Django, waardoor Miike even in de schijnwerpers kwam van het grote publiek, bleek zijn naam al snel tot de basiskennis te gaan horen.

Naast anime en Miike kenden we zo'n decennium geleden een kleine horrorhype uit Japan. Onder meer Kiyoshi Kurosawa's Cure en Pulse, Hideo Nakata's Ringu, Ringu 2 en Dark Water, Takashi Shimizu's Ju-On en Ju-On 2 en (toch weer) Takashi Miike's One Missed Call kregen opeens een heuse Westerse distributie toegekend (met talloze Amerikaanse remakes tot gevolg). Nakata's laatste aanwezigheid in de Belgische zalen dateert echter van Chatroom (enkel te zien op wat filmfestivals in 2010) en van Shimizu zagen we al veel langer niets meer. Alleen Kurosawa (die overigens geen familie van dé Kurosawa is) maakte in 2013 nog een heuse comeback met de gehypte miniserie Shokuzai.

Anime, Miike en de tien jaar oude horrorhype worden nog vergezeld door één Japanse niche: de kant-en-klare cultfilm. In de voorbije jaren zagen we zo onder andere Naburu Iguchi's The Machine Girl en RoboGeisha, Yoshihiro Nishimura's Tokyo Gore Police en Vampire Girl vs. Frankenstein Girl en hun gezamenlijke project Mutant Girls Squad. Uiteraard werden al deze films rechtstreeks op dvd uitgebracht (of op nichefilmfestivals gespeeld) omdat het om een erg kleine markt van liefhebbers gaat.

Tussen al deze trends, hypes en niches, heeft de Japanse (art)cinema het behoorlijk moeilijk om enige Westerse ingang te vinden. Takeshi Kitano en Shin'ya Tsukamoto willen al wel eens boven komen drijven in discussies met cultfreaks en daarnaast maakten ook Yôjirô Takita's Departures en Tetsuya Nakashima's Confessions een kortstondige indruk. Voor meer moeten we al zo'n tien jaar terug in de tijd, toen het sublabel van A-Film (Asiamania) een hele hoop Japanse releases op dvd uitbracht, waaronder Azumi, Azumi 2 en Battle Royale 2 (dit label hielp overigens mee aan de verspreiding van de toenmalige horrorhype). Aangezien Asiamania opgedoekt is, moeten we het voor heel wat Japanse films tegenwoordig zonder dvd- of blu-ray-release stellen en is downloaden verreweg de enige optie voor dergelijke films (tenzij je importeert, maar mag het ook wat eenvoudiger en minder duur zijn?).

Enter Hirokazu Koreeda. Misschien wel de enige bekendere Japanse regisseur die noch in anime of manga, noch in actiethrillers (waarin de Yakuza steeds centraal staan), noch in films met als protagonisten geisha's, samoerai en ninja's voorziet. Splatter, horror en prefab cult zijn evenmin zijn dada: Koreeda is de meester van het hedendaagse Japanse drama. Op hier en daar een regisseur die afwijkt van zijn (zijn, want ik heb geen weet van huidige Japanse vrouwelijke regisseurs) normale patroon na (zoals Ishii's The Taste of Tea, Kurosawa's Tokyo Sonata, Takita's Departures en Sono's The Land of Hope), vertegenwoordigt Koreeda op zijn eentje nagenoeg een heel genre.

Like Father, Like Son is de vijfde langspeelfilm van Koreeda die in de Belgische zalen te zien is (zijn eerste drie films en Hana kwamen hier niet uit). Net als zijn voorgaande werk, is ook zijn laatste een studie van menselijke en familiale interacties in een Japan dat geteisterd wordt door vereenzaming en losgeslagen individualisering (lees: navelstaarderij). Dit brengt een botsing teweeg tussen oude en nieuwe waarden, niet zelden belichaamd in verschillende generaties of sociale klassen. In Still Walking zorgt een familiereünie ter herdenking van een overleden zoon / broer voor spanningen, in Air Doll krijgen we een melancholisch portret van een opblaaspop te zien en in I Wish zien we twee broertjes elk op hun eigen manier strijden om hun ouders weer bij elkaar te krijgen. Hoewel ik niet helemaal overtuigd was van Still Walking en I Wish, liet Air Doll zeker een indruk na. Het is Koreeda's minst conventionele film, maar misschien net daarom erg de moeite waard.

Like Father, Like Son is eigenlijk een meer ge(s)laagde voortgang op Still Walking en I Wish. We vangen aan met een (bio-)ethische kwestie: twee kinderen zijn bij de geboorte verwisseld, zes jaar later worden de ouders hiervan ingelicht. Het ene kind is opgegroeid als fils-à-papa in een conservatief eenkindgezin; het andere in een warm en kroostrijk arbeidersgezin. Een moeilijke vraag komt terecht bij de ouders: wat te doen met de nieuw verkregen informatie? De zaken houden zoals ze zijn (en impliciet de nurture-factor voorrang geven) of de kinderen omwisselen (hiermee de nature-factor onderschrijvend)? Al snel blijkt dat het niet zo simpel is om opvoeding van eigen bloed los te koppelen. Elk van de ouders, net als de twee kinderen, probeert hier op zijn eigen manier mee om te gaan. Discussies, tragedie en menselijke emoties komen centraal te staan en de levens van de gezinnen komen in een stroomversnelling terecht. Te lang wachten om de keuze te maken, is namelijk nefast voor de kinderen en ook het nieuwe schooljaar begint weldra...

Het hoeft niet gezegd dat een film die dergelijke ethische kwestie uitspit, de moraalwetenschapper in mij erg behaagt. Wat zijn afdoende redenen om dergelijke beslissing te nemen? "We moeten rationeel blijven", proclameert de afstandelijke vaderfiguur meer dan eens. Maar is dat wel zo in zo'n situatie? Is starre en koelbloedige rationaliteit hier net niet héél erg ongepast? Wat met de emotionele band tussen ouder en kind bijvoorbeeld? Al snel wordt duidelijk dat beide gezinnen een andere strategie verkiezen, maar niet alleen de sociale klasse blijkt hierin een rol te spelen, ook het geslacht van de ouders provoceert een andere gedachtegang. Hoe de film afloopt, is daarom niet te voorspellen. Die afloop is bovendien minder interessant dan de denkoefening tijdens de film. Met wie voel je het meeste affiniteit? Is het gebrek aan empathie van de ene vader een kenmerk van zijn sociale context of lijkt het om een instinctief protectionisme te gaan? Kan talent echt gevormd worden door opvoeding of is de aangeboren factor doorslaggevend? Is een vrijere opvoeding beter of zijn discipline en gehoorzaamheid noodzakelijk? Of moeten we gewoon overal een soort gulden middenweg bewandelen?

In tegenstelling tot het nietszeggende The Town of Whales, de andere Japanse film die dit jaar op het Gentse filmfestival speelde, is Like Father, Like Son één van die uitzonderlijke films die ons doen reflecteren over de rol van moraliteit, (de afwezigheid van) ouderschap en de impact van sociale context in of op ons leven. Wat mij betreft, is dit Koreeda's beste, meest oprechte en diepmenselijke werk dat ik reeds zag. Sterk aanbevolen!

Trailer LIKE FATHER, LIKE SON