maandag 16 december 2013

The Lunchbox (2013)

Score:  7.5 / 10

Indische cinema wordt nogal eens kortweg onder de noemer 'Bollywood' samengevat. Evenmin als alle Amerikaans films onder de Hollywood noemer vallen, geldt dat echter ook voor India. Neem nu de meester van de Indische underground cinema Quashiq Mukherjee en zijn onafhankelijke productiebedrijfje Overdose Joint, die in 2010 met Gandu één van de meest transgressieve films van het jaar maakte. Het is verbazend dat net zo'n film tot bij ons komt, terwijl het gros van alle Bollywood producties nooit in onze zalen gespeeld wordt, noch een dvd of blu-ray uitgave kent.

Of dat een jammere zaak is, is een vraag die we niet kunnen beantwoorden. Het is namelijk een deel van de filmwereld waar de meesten onder ons, waaronder ikzelf, geen idee hebben van de merites en kwaliteiten van de inheemse industrie (behalve datgene wat we erover gelezen hebben). Dat er zo nu en dan eens films met een Indisch sfeertje, zoals Slumdog Millionaire, The Best Exotic Marigold Hotel, Eat Pray Love en Life of Pi, bij ons gespeeld worden, doet daar niets aan af. Het is dan ook altijd interessant om eens zo'n Bollywood product in onze zalen aan te treffen. Het debuut van Ritesh Batra is er zo één van en poogt de leegte een beetje te vullen.

Om een idee te geven: in de voorbije vier jaren speelden er vier (vijf, als Midnight's Children wordt meegerekend) Indische films in de Belgische zalen, zij het met een zéér beperkte distributie. Er kan geargumenteerd worden - op basis van wat theoretische kennis en intuïtie - dat Gandu en I Am Kalam alvast niet de meest representatieve films waren voor Bollywood. De andere twee waren My Name Is Khan en Gangs of Wasseypur. De regisseur van deze laatste film, Anurag Kashyap, is ook de man die als producer optrad van The Lunchbox. Hij is, met zijn stempel op films als Satya, Black Friday, Dev.D, Udaan, Trishna en Tasher Desh, een beetje Bollywoods manusje-van-alles (regisseur, producer, scenarist, acteur). Misschien dat we, dankzij zijn volharding, wel eens wat meer Indische cinema te zien zullen krijgen in onze streken, al dan niet exclusief op filmfestivals. Wat pure commercie is in India, is bij ons namelijk nog steeds eerder alternatieve cinema.

The Lunchbox is een romantische komedie zoals je zou verwachten van Bollywood, zonder de liedjes. Saajan is een misantropische boekhouder die ei zo na voor zijn pensioen staat. Ila is een jonge moeder wiens man geen oog meer heeft voor haar. Wanneer ze het idee krijgt om haar man daags te verrassen met bijzondere kookkunst, komt ze op onverwachte wijze in contact met Saajan: de dabbawalla die de lunchbox tot bij haar man moest brengen, bezorgt hem per vergissing bij de norse boekhouder. Al snel geraakt Saajan betovert door de kookkunst, zeker nadat Ila zijn tweede maaltijd van een briefje voorziet. De twee geraken in de ban van elkaar, praten over het leven en over hun persoonlijke problemen. Waar dit in resulteert, blijkt niet zo cliché te zijn als je zou verwachten. Het eindresultaat is een knappe en ontroerende film over het leven in Mumbai, de gejaagdheid waarin velen gevangen zitten en de poging om te ontsnappen aan die dagelijkse realiteit (door te genieten van de kleine dingen des levens).

Dat de film een zekere affiniteit oproept bij ons, kunnen we voorzichtig afleiden uit de populariteit van The Lunchbox op het filmfestival van Gent, waar hij niet alleen de Canvas publieksprijs won, maar evenzeer op de tweede plaats eindigde van de Port of Ghent publieksprijs. Helemaal verdiend, vind ik. Misschien zou er in de toekomst wat meer ruimte mogen gegeven worden aan Indische films in Kinepoliscomplexen, kwestie van de Hollywoodfilms er wat in balans te houden.

vrijdag 13 december 2013

A Touch of Sin (2013)

Score:  7.0 / 10

Eén van de meest verrassende films van het jaar is misschien wel Jia Zhang-Ke's A Touch of Sin. In De Morgen, Cahiers du Cinéma, The New Yorker, The New York Times en op Film.com werd de film zelfs al opgenomen in de eindejaarslijstjes. "The most important filmmaker working in the world today", stelde filmjournalist John Powers in 2008. "Jia is simply one of the best and most important directors in the world", schreef Richard Brody hem in 2011 na. Een schril contrast met mijn eigen ervaring toen ik Still Life zag enkele jaren terug. Dat vond ik namelijk een vreselijk trage, nietszeggende semi-docu zonder veel inhoud.

Een mens kan veranderen uiteraard. Wist ik veel dat Zhang-Ke behoorde tot een generatie "underground" filmmakers die noch de middelen, noch de tijd hebben om grootse spektakelfilms te maken. Als je Chinese wuxia cinema gewoon bent, zoals Chen Kaige's The Promise en Zhang Yimous Hero, House of Flying Daggers en Curse of the Golden Flower, laat een film als Still Life weinig indruk na. Onterecht uiteraard, zeker wanneer je de materiële kant van de zaken bekijkt, maar dat neemt niet weg dat de spektakelfilms van de vijfde generatie Chinese cineasten meer aanleunen bij Westerse (lees: Hollywood) normen - en dat betekent meer ingang bij een Westers publiek, zo ook bij mezelf.

Met A Touch of Sin lijkt Zhang-Ke echter zijn, voor mij althans, grote doorbraak gemaakt te hebben. De sociale kritiek die de ondertoon vormt van zijn film, is misschien wel de meest bijtende die we konden aanschouwen in 2013. Terwijl de spektakelfilms een duidelijke breuk toonden, al was het maar door de productie, met de propagandacinema van communistisch China, vormt de underground cinema van o.a. Zhang-Ke, Wang Xiaoshuai (11 Flowers), Lou Ye (Spring Fever) en Wang Quan'an (Tuya's Marriage) een scherpe kritiek op het steeds kapitalistischer wordende China. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat veel regisseurs onder hen de vergetelheid in gecensureerd worden.

Die censuur zorgt er voor dat A Touch of Sin nog steeds geen release in China kende. Zoals Christopher Beam reeds opmerkte: het is ironisch dat een film die handelt over de gevolgen van onderdrukking, zelf het slachtoffer geworden is van onderdrukking. Gelukkig kregen wij de film reeds te zien op het Film Fest Gent en kende hij zelfs een officiële bioscooprelease via Cinéart (zij het enkel in Gent en Brussel). De film kreeg terecht unanieme bijval in zowat alle Vlaamse kranten en magazines en won op het Gentse filmfestival de Georges Delerue prijs voor beste muziek. Deze prijs houdt een distributiepremie van €25.000 in die ervoor zou moeten zorgen dat de film in minimum vijf zalen gespeeld wordt in Brussel en Vlaanderen - iets wat vooralsnog niet het geval is (de teller stopt bij drie: Galeries, Vendôme en Sphinx)...

A Touch of Sin vertelt vier afzonderlijke verhalen (deels geïnspireerd door echte gebeurtenissen) over een China in transformatie. De afstomping en eenheidsworst van het communisme hebben plaatsgemaakt voor kapitalistische eigenschappen: hebzucht, vervreemding, uitbuiting en morele leegte. De onderdrukking duurt voort, alleen in een ander jasje. Hierdoor komt Zhang-Ke dichter in de buurt van de ervaringswereld van de Westerse mens, want ook al is het kapitalisme hier minder rauw, de welvaartsmaatschappij blijkt niet te kunnen voorkomen dat zelfdoding, depressie, vereenzaming en futiel geweld schering en inslag zijn. Het is daarom niet moeilijk om enige affiniteit te vinden bij sommige van de verhalen / personages die Zhang-Ke schetst.

In het eerste deel zien we een mijnwerker en syndicalist die het corrupte stadsbestuur en de steenrijke en arrogante CEO van het bedrijf waarvoor hij werkt, niet meer duldt. Na enkele malen vernedert te zijn en onrecht van te dichtbij gevoeld te hebben, gaat hij over tot bloedige wraak. Het tweede verhaal vertelt over een migrantenarbeider die in de ban is van zijn nieuw verworven geweer. Nadat hij een overval weet te overleven, verandert hij binnen de kortste keren in een koelbloedige psychopaat. Verhaal nummer drie schetst een jonge receptioniste van een (x-)sauna die eens te veel door male chauvinist pigs wordt gekwetst en gekleineerd. Ze verliest haar geduld en ontpopt zich tot een regelrechte martial arts krijger. Het laatste verhaal gaat over een jongeman die van de ene in de andere job sukkelt, zonder ooit enige houvast en warme sociale omgeving te vinden. Zijn tragische lot vat het algehele gevoel van de film samen: er is geen geluk te vinden in het China (de wereld?) van vandaag.

Hoewel A Touch of Sin zonder veel twijfel tot de meer interessante films van het jaar behoort, zijn er ook enkele tekortkomingen. Zo duurt de film eigenlijk te lang, zeker na het eerste schitterende deel (wat verreweg het sterkste is van de vier). De lengte zorgt er voor dat Zhang-Ke's karakteristieke stijl niet verloren gaat, maar zonder een samenhangende narratief, heeft de kijkervaring nogal wat weg van vier (lange) kortfilms na elkaar te bekijken. Dat dit vormelijke aspect het inhoudelijke aspect wat ontmijnd is jammer. Een strakkere montage - "kill your darlings", schreef William Faulkner ooit - had kunnen bijdragen tot een meer resonante mokerslag en hoefde het filmische realisme zeker niet uit te hollen.

Hier en daar werd de film vergeleken met het extreme geweld uit Quentin Tarantino's films. Ik begrijp die analogie, maar zou liefhebbers van Tarantino op basis daarvan niet aanbevelen A Touch of Sin te bekijken - het zou de verwachtingen uit evenwicht brengen en hiermee Zhang-Ke's stijl onrecht aandoen. De film is namelijk veel meer gedoseerd en het brute geweld is beperkt tot de (anti-)climaxen van elk afzonderlijk verhaal. Bovendien is een vergelijking met Tarantino toch wat oneerbiedig, omdat Zhang-Ke inhoudelijk zoveel meer te vertellen heeft (en vormelijk al helemaal geen uitstaans heeft met Tarantino's stijl). Al wie verrast wil worden door knappe en fascinerende cinema, alsook één van de beste Aziatische films van het jaar wil zien, zit goed bij A Touch of Sin.

dinsdag 10 december 2013

Avant L'Hiver (2013)

Score:  6.0 / 10

In een land vol met boeiende regisseurs, zoals Jean-Pierre Jeunet, Leos Carax, Olivier Assayas, Cédric Klapisch en François Ozon, is het niet altijd even makkelijk om je eigen stempel te zetten. In het geval van Philippe Claudel lukt dat nog aardig. Alleen zijn zijn films zo vreselijk bourgeois, dat ik me niet geroepen voel om hem op te waarderen tot één van de betere cineasten uit Frankrijk.

Net zoals Denis Dercourt, die andere Franse bourgeois, zijn Claudels films veel te academisch. Dat hoeft op zich nog niet slecht te zijn, ware het niet dat Claudels semi-autobiografische films vooral doordrongen zijn van burgerlijke problematiek en moraal. Het is alsof je kijkt naar cinema die gemaakt is voor de Vrijzinnige Kerk. Zo ook zijn Avant L'Hiver, nochtans (of misschien net daarom) een publieksfavoriet op het recentste filmfestival van Gent.

In Claudels laatste staan de steenrijke neurochirurg Paul (Daniel Auteuil) en zijn stay-at-home vrouw Lucie (Kristin Scott Thomas) centraal. Beiden rond de zestig jaar en op de vooravond van Pauls pensioen, blijkt dat hun leven voorbij gevlogen is. De genietingen van goed te gaan eten, naar de opera te gaan, wandelingen op hun landgoed te maken en bezoekjes van hun ambitieuze zoon of enige vriend te krijgen, zijn eerder routine dan plezier geworden. Het is een materialistisch bestaan ten voeten uit, geleefd op automatische piloot. Tot op een dag dat dit patroon doorbroken wordt door een exotisch jong meisje dat Paul overal lijkt te volgen. Bovendien worden er om de zoveel tijd anonieme bloemboeketten afgeleverd aan Paul en Lucies adres. Het zijn deze ingrediënten die dienen om Claudels eerste thriller op te baseren.

Met Il y a Longtemps que Je T'Aime en Tous les Soleils maakte Claudel respectievelijk een melodrama en een tragikomedie. Ditmaal wil hij de suspense verkennen en dat lukt hem behoorlijk goed. Ook begint zich stilaan een afgetekende stijl en voorkeur te ontwikkelen doorheen Claudels werk. Zo neemt in Avant L'Hiver muziek een belangrijke bijrol in (cf. Tous les Soleils) en is Kristin Scott Thomas van de partij (cf. Il y a Longtemps que Je T'Aime). De meest opvallende en wederkerende eigenschap is echter Claudels inhoudelijke preferentie: de hoofd- en nevenpersonages zijn altijd academici en artsen. Hierdoor krijg je steeds een setting van burgerlijkheid die nooit in vraag wordt gesteld, maar eerder Claudels eigen leefwereld beschrijft. De enige kanttekeningen daarbij staan eerder ten dienste van het verhaal en worden alleen maar gemaakt van binnen het burgerlijke raamwerk zelf.

Zo lijkt het grijze leven van Paul eindelijk terug wat kleur te krijgen door de bizarre omstandigheden. Paul geraakt geïntrigeerd door de mysterieuze Lou en de bloemboeketten zonder afzender. Zodanig zelfs, dat hij terug de capaciteit om iets te voelen ontwikkelt, zij het dat het meer om compassie dan om wat anders gaat (uweetwel, dat gevoel dat liberale weldoeners verwarren met empathie). Deze gevoelens en emoties zijn niettemin van korte duur. Het lijkt een laatste kleine opflakkering te zijn alvorens de saaiheid en afstomping van het burgerlijke leven zich volledig meester maken van Paul en zijn omgeving. En dan... il n'y a rien que la mélancolie... Deze weemoedige, intrieste sfeer is meteen ook het hoofdbestanddeel van Avant L'Hiver.

Ik hou een erg dubbel gevoel over aan deze film. Enerzijds is het een knappe prent die een accurate schets geeft van de verstikkende burgerlijkheid zoals ook Michael Haneke dat wel eens doet. Anderzijds lijkt de film te suggereren dat melancholie vooral een luxegevoel is en wordt de burgerlijkheid nergens écht geanalyseerd. Mijn oordeel is dan ook eerder negatief, ondanks de bakken lovende kritiek van menig toeschouwer. Het feit dat sociaal-ontheemde grootgrondbezitters voor het eerst in decennia iets voelen en dat gevoel dan net melancholie moet zijn, is voor mij een ergerlijke nevenplotlijn. Zeker omdat het exact dat gevoel is dat de regisseur hoopt te bereiken bij de kijker (cf. de droeve Marokkaanse muziek die blijft nazinderen).

Ware het niet van de, alweer, uitstekende acteerprestaties van Auteuil en Scott Thomas, zou deze film me volstrekt koud gelaten hebben. Avant L'Hiver zal door velen wel gesmaakt worden, maar ik erger me te veel aan de pretenties en de vreselijk burgerlijke sfeer (zowel in inhoud als in stijl). Een verdienstelijke poging, meer niet.

Trailer AVANT L'HIVER

woensdag 4 december 2013

The Spectacular Now (2013)

Score:  8.5 / 10

Het zit James Ponsoldt niet mee wat Belgische bioscoopreleases betreft. Met The Spectacular Now zit hij reeds aan zijn derde langspeler en niet één ervan haalde de zalen. Smashed verscheen in België rechtstreeks op dvd in maart 2013 en The Spectacular Now is sinds enkele weken "On Demand" verkrijgbaar via de digitale televisie. Gelukkig kreeg die wel enkele vertoningen op het Gentse filmfestival.

De rode draad doorheen Ponsoldts films is alcoholisme. Wanneer je doelpubliek vooral uit jongeren bestaat, is dat misschien niet het meest verkoopbare thema. Als we de marketeers en kassuccessen mogen geloven, willen jongeren namelijk zuipfilms à la The Hangover (tot drie maal toe), Project X en 21 & Over zien. Niets mis mee, ware het niet dat dergelijke films ons door de strot geramd worden. Wie zegt dat The Spectacular Now niet dezelfde populariteit zou kennen, moest er evenveel geld tegenaan gesmeten worden? Met de scenaristen van (500) Days of Summer in de rangen, zou je al meteen straffe promo kunnen voeren.

Dat het commerciële klimaat films maakt of kraakt, is uiteraard niets nieuws. Alleen wil het bij sommigen nog niet helemaal doordringen dat wat er "vanzelf" op de markt komt bovendrijven, niet noodzakelijk de sterkste en meest kwalitatieve films zijn. Wie poen heeft, kan zelfs het grootste gort verkocht krijgen - mensen zullen het wel slikken, al was het maar met de ironische "ik weet wel dat het pulp is" knipoog. Tegelijkertijd hoeven we ons geen zorgen te maken: er zijn cinefielen en filmcritici genoeg die optreden als gatekeepers tot canonisering. Dat is natuurlijk niet voldoende. Een film als The Spectacular Now is te 'klein' om te concurreren met pakweg The Master, Inside Llewyn Davis of Gravity. Zo'n film komt zelden tot nooit in een welbekend filmcanon terecht. Daarom dat het internet de ideale plaats is om dergelijke films te waarderen, al dan niet door het opstellen en verspreiden van eigen canons via virtuele communities. Op die manier kan er weerwerk geboden worden aan de dominante (elitaire) filmcultuur enerzijds en aan de big business (die niets meer te zien heeft met enige vorm van filmcultuur) anderzijds.

The Spectacular Now verdient zo'n vermelding. Net als in Smashed (die er eveneens één verdient) is alcoholisme de rode draad doorheen de film. In tegenstelling tot Ponsoldts voorgaande werk, is The Spectacular Now echter ook een prent over opgroeien, adolescentie en vriendschap. Terwijl we in Smashed konden genieten van de uitstekende Mary Elizabeth Winstead (die hier in de bijrol van Sutters zus te zien is) en Aaron Paul, zijn het in The Spectacular Now de authentieke vertolkingen van Shailene Woodley en Miles Teller die de show stelen. Dat we Teller reeds kennen uit zuipfilms als Project X en 21 & Over is overigens een schitterende poging van de regisseur om die films te relativeren en zelfs ontmijnen: Sutter (Teller) is de alcoholicus van dienst en blijkt toch niet zo'n episch leven te leiden, ook al is het exact die illusie waarmee de film aanvangt.

Het gelijknamige boek van Tim Tharp uit 2008 vormde de basis voor het scenario, maar het terugkerende thema in Ponsoldts films verraadt toch een voorliefde om over alcoholisme te verhalen. Dat zijn laatste film dezelfde jeugdige melancholie als (500) Days of Summer, Ruby Sparks en The Perks of Being a Wallflower bevat, in combinatie met de ernst en bittere humor uit zijn voorgaande werk, maakt het zonder enige twijfel zijn meest toegankelijke film. Deze charmante, doch tragische cinema hoort alvast tot de betere dingen die ik zag in 2013. De afwezigheid van een waardige bioscooprelease is dan ook diep te betreuren.

What Maisie Knew (2012)

Score:  8.0 / 10

Dit jaar mocht Julianne Moore zichzelf in drie films bewijzen op het Film Fest Gent. Terwijl ze weinig indruk naliet in Carrie en het boeiendste personage in het voor de rest matige Don Jon neerzette, is What Maisie Knew zonder enige twijfel het sterkste stukje cinema van de drie. De nieuwe van Scott McGehee en David Siegel was dan ook een regelrechte publieksfavoriet.

Gebaseerd op het gelijknamige boek van de negentiende-eeuwse schrijver Henry James, bewijst What Maisie Knew, via een geactualiseerde adaptatie, nog steeds erg relevant te zijn. Het hyperindividualisme van vele ouders dat talloze scheidingen en verwaarloosde kinderen tot gevolg heeft, is vandaag vrij ongezien. Films die dat thema op een serieuze manier benaderen (i.e. zonder louter te appelleren op het moeder- of vaderinstinct), zijn daarom ook wenselijk.

Zes leden van het productieteam hadden hun naam reeds staan onder The Kids Are All Right. Dat werd niet geheel onterecht uitgespeeld in de marketing. Beide films bieden namelijk een zeer boeiende kijk op de sociale dynamiek van "moderne" families zonder ooit belerend of cynisch te worden.

De karakters die in zowel The Kids Are All Right als What Maisie Knew geschetst worden, doen soms denken aan personages uit conventionele familiedrama's. Met wat slechte wil kunnen we deze films dus afdoen als "veredelde tv-films". Dat zou echter impliceren dat tv-films op één of andere manier inferieur zijn. Zo zie ik het niet. Wat hoogstens te zeggen valt, is dat tv-films vaker beroep doen op onze pathos. Tv-films als Prayers for Bobby of Temple Grandin vertellen verhalen die heel sterk gefocust zijn op emotionele bevrediging en ontroering. In die zin zijn het makkelijke, doch effectieve films. What Maisie Knew past in dat plaatje. De standaard trucjes, zoals een sentimentele soundtrack en montage met fade-outs en slowmotion effecten, zijn dan ook aanwezig. Niettemin is de pathetiek niet zover doorgedreven dat snotteren de enige optie wordt.

What Maisie Knew wist me vooral aan te grijpen omwille van de verbluffende acteerprestatie van kindactrice Onata Aprile (Maisie). Zelden heb ik een jong meisje zo oprecht zien acteren. Dat zij omringd wordt door een uitstekende cast, waaronder Steve Coogan, Joanna Vanderham, Alexander Skarsgård en de reeds vermelde Julianne Moore, doet daar niets af. De hele film lang volgen we alles vanuit Maisies perspectief (ook al leidt dat soms tot vreemde sprongen in het verhaal) en word je meegetrokken in een tragische strijd om het hoederecht tussen rockster / moeder Susanna (Moore) en kunsthandelaar / vader Beale (Coogan). Maisies omgang met de ingrijpende veranderingen in haar leven, is buitengewoon geduldig. Die kinderlijke onschuld maakt haar des te breekbaarder en je moet al een hart van steen hebben om niet beroerd te raken. In de tussentijd hertrouwen haar beide ouders: Susanna met de jonge barman Lincoln (Skarsgård) en Beale met hun Schotse kinderoppas Margo (Vanderham). Al snel blijken Maisies stiefouders eveneens slachtoffer te zijn van het egocentrische gedrag van de ouders en komt er onverwacht een enorme verantwoordelijkheid op hun schouders terecht. Dat Maisie ondanks dit alles haar echte ouders doodgraag blijft zien, is een soort onvoorwaardelijkheid die je vandaag nog maar zelden ervaart.

What Maisie Knew weet door de uitstekende casting en dialogen de kijker een geweten te schoppen. Niet door de confrontatie met wat er allemaal kan misgaan wanneer een kind aan zijn lot overgelaten wordt, maar door de confrontatie met een schets van hoe onvoorwaardelijke liefde van kind naar ouders er uitziet. Wie niet houdt van pathetische cinema, zou ik eerder het (thematisch gelijkaardige) The Squid and the Whale aanraden. Wie daarentegen houdt van door en door menselijke cinema en niet bevreesd is om een sfeer van 'goedheid' en 'liefde' op te snuiven (weliswaar in een tragisch kader), raad ik aan om meteen prioriteit te maken van deze film.

maandag 2 december 2013

The Immigrant (2013)

Score:  6.5 / 10

Wie houdt van conventionele melodrama's zit zonder enige twijfel goed bij James Gray. Wanneer je fetisjacteur Joaquin Phoenix is, kan dat ook moeilijk anders - er zijn weinig Hollywoodsterren die melancholie zo goed belichamen. In Grays nieuwste is zowel zijn herkenbare stijl als Phoenix weer aanwezig. Ditmaal worden die aangevuld met een al even melancholische Marion Cotillard en een 1920s retro vibe. Of dat goede cinema oplevert, is vooral een kwestie van wat je verwachtingen zijn.

Wie We Own the Night en Two Lovers zag, weet wat te verwachten: een aangrijpend, tragisch portret van twee of drie hoofdrolspelers, gemarineerd in een weemoedige sfeer en bestaande uit een traditionele vertel- en beeldtechniek. Nooit echte tearjerkers, maar ook nooit echt diepgaande cinema. Het is een succesformule en James Gray houdt er zich aan. Ook in The Immigrant vinden we al die ingrediënten terug en dat levert een knappe schets op van New York in de 1920s - overigens een periode die door Boardwalk Empire en The Great Gatsby terug aan populariteit gewonnen heeft.

Ewa (Cotillard), een Poolse immigrante die in New York een nieuw leven wil beginnen, valt van het ene ongeluk in het andere. Dit niet in de minste plaats door Bruno (Phoenix), een louche ondernemer (lees: pooier) die Ewa een warme thuis wil geven - maar voor wat hoort wat uiteraard. Omdat Ewa's zieke zus Magda opgenomen werd op Ellis Island, wil ze New York niet verlaten. In de tussentijd wordt Ewa verliefd op Orlando (Jeremy Reiner), een goochelaar die met zijn show van stad naar stad trekt. De rivaliteit tussen Bruno en Orlando loopt al snel uit de hand en Ewa's leven wordt er steeds minder rooskleurig op. Weinig optimisme, maar het levert wel onderhouden en weemoedige cinema op, al was het maar door het bruingele kleurenpalet dat van het scherm druipt.

Ondanks de knappe film, bleef een echte emotionele opdoffer uit. In tegenstelling tot Two Lovers, heeft Gray een te grote afstand gecreëerd tussen publiek en protagonist. Hierdoor mist de film impact en blijft het een relatief oppervlakkig drama zonder veel nazinderend effect. Phoenix is daarentegen weer helemaal terug van weggeweest. Zijn carrière-break, die ophield met The Master en vooral ten dienste was van de docufilm I'm Still Here, heeft hem een des te boeiender aura opgeleverd. Hierdoor wordt The Immigrant meteen een interessantere film, voornamelijk voor Phoenix liefhebbers, zoals ikzelf. Fans van Cotillard mogen eveneens tevreden zijn, want haar rol als de Poolse Ewa, lijkt haar op het lijf geschreven.

Niettemin blijft het te conventionele cinema om indruk te maken. Dat dit een wederkerend probleem is van Gray, zal vermoedelijk betekenen dat de man nooit echt een grootheid zal worden. Wie echter houdt van sfeervolle en tragische films of gebeten is door het retrovirus dat nu ook officieel in Hollywood is doorgedrongen, zal zonder veel twijfel kunnen genieten van The Immigrant.

Carrie (2013)

Score:  1.5 / 10

Als er één soort filmadaptaties is waar ik over het algemeen niet naar uitkijk, zijn het wel bewerkingen van Stephen King literatuur. Zeker niet als het om een remake gaat van een al eerder verfilmd boek. Carrie was dan ook vooral een goedkoop verzetje op het Gentse filmfestival. Kimberly Peirce, die bekendheid vergaarde met Boys Don't Cry en Stop-Loss, maakte van haar derde langspeler een overbodige aanvulling op het nog steeds groeiende repertoire van King verfilmingen.

De King adaptaties die echt de moeite zijn, zijn relatief schaars. Van de zeventigtal pogingen (in serie-, tv-film- of langspeelfilmformaat), denk ik in de eerste plaats aan The Shining, Stand by Me, Misery, The Shawshank Redemption en The Green Mile. Daarnaast zijn veel van Kings eerste verfilmingen, zoals o.a. Carrie, Salem's Lot, Creepshow, Cujo, The Dead Zone, Christine, Children of the Corn, Silver Bullet, Maximum Overdrive, Pet Sematary en It, best de moeite voor horror- en b-film liefhebbers. Van de latere adaptaties zijn enkel Dolores Claiborne en The Mist het vermelden waard. De tv-series waar Kings naam onder staat, zijn momenteel Haven en Under the Dome, hiermee de tv-serie van The Dead Zone opvolgend - geen van alle is / lijkt het aanbevelen echt waard. Zelf hoop ik nog altijd dat HBO of Netflix aan The Dark Tower serie zal beginnen, maar dat zal (jammer genoeg) niet voor onmiddellijk zijn. Tot slot kan nog aangehaald worden dat menig groot (horror)regisseur zich al aan King waagde: Brian De Palma, Tobe Hooper, Stanley Kubrick, George A. Romero, David Cronenberg, John Carpenter, Rob Reiner, Bryan Singer, Mikael Håfström en, misschien wel de meest succesvolle van allen, Frank Darabont.

Zoals kan afgeleid worden uit het vorige korte overzicht, is een remake van Carrie niet meteen iets waarop de wereld moet zitten wachten. Na het zien van de film, werd ik daarin alleen maar bevestigd. Terwijl de originele adaptatie van De Palma nog als een cultfilm kan gelden (met een memorabele Sissy Spacek in de rol van Carrie), is dat voor deze nieuwe versie in de verste verte niet zo. Chloë Grace Moretz is hilarisch en volstrekt ongeloofwaardig als het rosse duivelskind, terwijl Julianne Moore een schrijnende prestatie op automatische piloot neerzet als doorgeslagen bijbelzeloot. Kings boek staat net zo sterk omdat het ingaat op de psychologische terreur die religieus fanatisme kan teweegbrengen bij een kind. Peirces versie heeft eerder iets van een slechte grap die hoogstens wat poogt te zeggen over verregaande puberale pesterijen. Misschien een film die appelleert aan een jonge generatie horrorliefhebbers, maar ik zou het eerlijk gezegd betreuren moest dit de nieuwe standaard worden in het genre. Het is duidelijk dat Peirce zich beter kan houden aan sociaal bewogen cinema, zoals haar voorgaande werk, in plaats van horror.

Deze film heeft niets te bieden en wordt zelfs makkelijk afgetroefd door zijn eigen promo-campagne. Er valt zelfs zodanig weinig te zeggen, dat een recensie over de nieuwe Carrie meer baat heeft bij een opsomming van geslaagde King-adaptaties dan aan een bespreking van de film zelf. Bij deze.

woensdag 27 november 2013

L'Inconnu du Lac (2013)

Score:  3.0 / 10

Is het politiek correct om te zeggen dat L'Inconnu du Lac een vreselijk opgeblazen janettenfilm is? Vermoedelijk niet. En toch meen ik het. Ik ben me ervan bewust dat het stoer klinkende "ik ben politiek incorrect" een connotatie met de rechterzijde oproept. Dat impliceert dat het politieke centrum en de linkerzijde wél politiek correct (moeten) zijn en bijgevolg mag iemand die zichzelf een links profiel aanmeet, toch zeker géén politiek incorrecte uitspraken doen. Zoals spreken over een regelrechte janettenfilm bijvoorbeeld. Wel, tough luck.

L'Inconnu du Lac, de nieuwe van Alain Guiraudie, is een film die inhoudelijk even leeg is als de personages die erin vertolkt worden. Die inhoudelijke leegheid kan als de kracht van de film ervaren worden, omdat het de leegheid van het cruising milieu schitterend vertaalt. Alleen zie ik voornamelijk een lege film, want dat cruisen is gewoon een excuus om een zwakke thriller op te baseren. Wanneer je telkens opnieuw dezelfde shots (van de parking, van de oever), dezelfde stereotype dialogen (à la "oh, maar ik kom hier niet veel hoor") en dezelfde blikken van de acteurs moet ondergaan, werkt het vooral allemaal vreselijk op de zenuwen. Tijdens de voorstelling van deze film liepen er hele bosjes mensen de zaal uit en ik kon ze geen ongelijk geven. Alleen stelde ik me de vraag of dit te maken had met verveling of met het feit dat er nogal wat expliciete homoseksuele pijp-, masturbatie- en neukscènes in beeld gebracht werden (nog los van het gegeven dat er zowat de hele film naakte mannen te zien zijn). Het was vermoedelijk geen toeval dat de meeste mensen wegliepen tijdens net zo'n scènes.

Controversieel is de film dus ongetwijfeld wel. Sommige shots, waaronder een onverhulde cumshot, konden zo uit amateuristische homopornoclips komen. Hoewel ik er allemaal de zin niet van in zie, juich ik dergelijke visuele provocatie erg toe. Dat je als regisseur daardoor veel geïnteresseerde, heteroseksuele mensen (lees: mannen) afstoot, moet je er maar bijnemen. Uiteraard heeft dat ook zijn nadelen. Zo kan je niet verwachten dat er enig verwantschap, laat staan een vorm van inlevingsvermogen, optreedt bij het grootste deel van het publiek. Wanneer een film een zéér homoseksueel onderwerp (cruising) combineert met een al even homoseksuele enscenering, speel je namelijk in op een nichepubliek. De enige reden waarom L'Inconnu du Lac een groter publiek kon bereiken, is dan ook voornamelijk te danken aan de toekenning van de Queer Palm. Terwijl die in de vorige jaren ging naar visueel minder provocatieve films, was de keuze dit jaar zeer gewaagd. De film werd zelfs als een 'hardcore' homofilm gelabeld. Zoiets wekt interesse bij het "ruimdenkende" publiek natuurlijk...

Het verhaal vertelt over Franck die zich aangetrokken voelt tot Michel, ook al zag hij hem zijn vorige vriendje (lees: fuckbuddy) verdrinken in het meer. De irrationaliteit die gepaard gaat met Francks lust, zorgt voor een constante erotische spanning tussen de protagonisten. L'Inconnu du Lac is daarnaast een minimalistisch stukje cinema en gebruikt een hypergestileerde cinematografie. Combineer dat met een hoop pornografische beelden en je krijgt zonder enige twijfel een unieke filmervaring. Voor mij schoot die echter in het verkeerde keelgat (ha!). Er zijn bovendien talloze homofilms die veel intelligenter en oprechter zijn (Weekend, Eyes Wide Open, A Single Man, Ciao,...). Sterke "homothrillers" zijn overigens dun gezaaid: vorig jaar speelde zo ook het al even belabberde Notre Paradis.

Het kan misschien te maken hebben met mijn persoonlijke desinteresse in cruising, maar ik zie helemaal niets intelligent aan deze film en herken enkel de zeer oppervlakkige, verschrikkelijk onbevredigende levensstijl. Stof tot nadenken blijft afwezig en het resultaat is niet meer dan een nich(t)e(n)film. Dat hij even de kans kreeg om te choqueren, is dan wel een positieve noot, maar dat deed Interior. Leather Bar veel uitdagender en - naar mijn aanvoelen - beter. L'Inconnu du Lac zal geen lans breken voor (radicale) homocinema en de omarming van de film door menig criticus, zal hem evenmin een cultstatus geven. Zoals dat in het cruising milieu gaat: "Next!"

dinsdag 26 november 2013

Inside Llewyn Davis (2013)

Score:  7.0 / 10

Allereerst een bekentenis: Joel en Ethan Coen zijn in mijn ogen van de meest overgewaardeerde regisseurs in het Amerikaanse filmlandschap. Ik vind hun films meestal erg genietbaar en er zit hier en daar steengoede cinema tussen (Fargo, The Big Lebowski, No Country for Old Men), maar de idolatrie die met elke nieuwe Coen-productie gepaard gaat, gaat mijn petje te boven. A Serious Man en True Grit werden bijna unaniem op handen gedragen en ook Inside Llewyn Davis werd door talloze critici met euforie onthaald (én won de Grand Prix in Cannes). Ik kan enkel opmerken dat het hun beste werk is sinds No Country for Old Men, niets meer, niets minder.

Wat van Inside Llewyn Davis volgens vele recensenten zo'n goede film maakt, is het intieme en menselijke portret dat geschetst wordt van protagonist Llewyn Davis (Oscar Isaac), evenals de onschuld en de melancholie die de Coens weten over te brengen op hun publiek - deels te danken aan het gedesatureerde kleurenpalet. Dat de film ook veel bijval krijgt van toeschouwers, zal daarnaast wel iets te maken hebben met de huidige tijdgeest. Singer-songwriters, werkloosheid, DIY cultuur en nostalgie naar de 60s (in kledij en levenshouding) zijn vandaag allen factoren die bijdragen aan een fenomeen dat ook wel eens met 'hipsters' geassocieerd wordt - een mengeling van beatnik-cultus, hippie-aspiraties en 90s ironie die belichaamd worden in een nieuwe subcultuur (die uiteraard niet in een subcultuur kan - en mag! - gevat worden). Op dat vlak speelt Inside Llewyn Davis perfect in op het huidige publiek.

Mijn affiniteit met die 'subcultuur die geen subcultuur is', blijkt echter niet zo groot te zijn. Hoewel ik wel hou van de sfeer die de Coens proberen op te roepen, evenals hun gevatte dialogen en droge humor, blijft de film over het algemeen hangen in makkelijk verteerbare conventies, zowel qua inhoud als qua stijl. De reden waarom ik Inside Llewyn Davis dan toch bij het betere Coen werk van de laatste jaren beschouw, is dan ook voornamelijk omwille van Oscar Isaac - een acteur die met deze film hopelijk zijn grote doorbraak lanceerde en tevens de Academy Award voor beste acteur hoort op te strijken in 2014 (hoewel hij vermoedelijk nog te weinig 'bewezen' zal hebben voor de conservatieve jury).

Met Oscar Isaac in de hoofdrol, vervallen de meeste andere rollen in het niets, ook al valt er weinig aan te merken op de weemoedige vertolking van Carey Mulligan. Isaac zong bovendien alles zelf in en alleen daarvoor al verdient de man alle lof. Hij zou zo zijn eigen album kunnen uitbrengen en een plaatsje verdienen tussen de honderden singer-songwriters en folkzangers die er vandaag naar streven om rond te komen met hun muziek.

Inside Llewyn Davis is zonder twijfel de meest interessante muzikale film van het jaar en is een absolute aanrader voor mensen die genoten hebben van (de muziek in) I'm Not There, The Broken Circle Breakdown en I Am Not a Hipster. Ook Coen fans zullen ongetwijfeld weer ten volle genieten van deze prent. Meer dan een charmante karakterstudie en ietwat weemoedige muziekfilm is het echter niet.

maandag 25 november 2013

Behind the Candelabra (2013)

Score:  5.5 / 10

Het laatste werk van Steven Soderbergh voor onbepaalde tijd. Hij blikte op zo'n drie jaar tijd vijf films in (Contagion, Haywire, Magic Mike, Side Effects en Behind the Candelabra), wat lijkt te suggereren dat hij inderdaad met haast van het leven als regisseur af wou. Of het om een pensioen of een sabbatical gaat, zal de tijd uitwijzen. Ik hoop alvast op meer, want indien Behind the Candelabra Soderberghs zwanenzang is, is dat toch een heuse teleurstelling.

Er zijn vele jaren gegaan over het productieproces van de verfilming van Liberace's leven. Het heeft er zelfs lang naar uitgezien dat de film er gewoon nooit zou komen. Toen in 2008 echter besloten werd om de invalshoek van Scott Thorsons memoires te gebruiken, werd er nieuw leven geblazen in het project. De film kreeg de titel mee van Thorsons boek en al snel tekenden Matt Damon en Michael Douglas om respectievelijk Thorson en Liberace te spelen. Alleen wouden de Hollywoodstudio's niet mee - de film zou namelijk 'too gay' geweest zijn. Na weer enkele jaren stilgelegen te hebben, was het uiteindelijk HBO Films die de film oppikte. Dat betekende uiteraard géén Amerikaanse bioscooprelease. In Europa werd de film wel in de zalen gespeeld, met een première in de officiële selectie op het filmfestival van Cannes.

De critici waren over het algemeen laaiend enthousiast. Met elf Emmy Awards is Behind the Candelabra bovendien recordhouder van het meeste aantal prijzen gewonnen door een televisiefilm. Ik deel dit enthousiasme niet. Dat heeft mogelijk te maken met mijn totale desinteresse in Liberace's leven en mijn afkeer van alles wat met "glitter and glamour" te maken heeft. De tijd waarin de flamboyante charmezanger gelijk stond aan één van 's werelds grootste vrouwenidolen, is bovendien een ver-van-mijn-bedshow. Austin Powers' reactie in International Man of Mystery op Liberace's geaardheid, typeert misschien nog het beste een tijdgeest die vandaag weinig affiniteit oproept bij mij: na een hele nacht dertig jaar geschiedenis in te halen (van 1967 tot 1997), blijkt het voornamelijk de homoseksualiteit van Liberace waar Powers van ondersteboven is (meer nog dan bijvoorbeeld de eerste man op de Maan of de val van de Berlijnse muur). De verbazing die dergelijk showbizznieuws teweegbracht eind jaren '80, is hoogstens een goeie grap, maar ik zie er niet meteen stof voor goede cinema in.

Behind the Candelabra is dan ook vooral een film die gedragen wordt door het acteerwerk van Matt Damon en Michael Douglas. Het is alsof beiden de belichaming zijn geworden van de stereotype kitsch die velen (niet altijd verkeerdelijk) associëren met het extravagante homocircuit. In het geval van Douglas, lijkt het er zelfs op dat hij Liberace deels baseerde op Sharon Osbourne - dé reden om de film toch te bekijken. De acteur die echter alle show steelt, is Rob Lowe als Liberace's plastische chirurg. Ik denk dat ik nog nooit zo gelachen heb met botox-slapstick en bewuste overacting. Inhoudelijk is Behind the Candelabra daarentegen vermoeiend voorspelbaar (zélfs al ken je het leven van Liberace niet, wat toch wel iets zegt over het stereotype waaraan de man beantwoordde), waardoor de zoveelste biopic van dit jaar (na Lincoln, Hitchcock, Hannah Arendt, The Butler, Jobs, Diana, Marina en binnenkort nog Mandela) eigenlijk weinig indruk nalaat.

Dit is in de eerste plaats een acteurfilm. Wie een in glitter en botox ondergedompelde Damon, Douglas en Lowe aan het werk wil zien, zal zich kostelijk amuseren met deze prent. Een aangrijpende en diepgaande biopic hoef je niet te verwachten, maar dat geldt uiteraard voor de meeste films in dit genre.

vrijdag 22 november 2013

Don Jon (2013)

Score:  4.5 / 10

Met Don Jon waagt Joseph Gordon-Levitt zich aan zijn regiedebuut. Als één van Amerika's meest geliefde filmsterren, wekt dat snel enige interesse op. Net als artistieke duizendpoten James Franco en Seth Rogen, wordt Levitt een echte acteur van zijn generatie: low budget projecten niet schuwen, zich niet te goed voelen om in Hollywoodpulp te acteren, een aura rond zich optrekken dat tegelijk down to earth, kunstzinnig en bevlogen is en acteerwerk afwisselen met schrijven, productie en regie. In de zomer van 2014 zullen we aan die generatie getalenteerde Hollywoodianen nog Ryan Gosling mogen toevoegen, die met How to Catch a Monster zijn regiedebuut zal maken.

De pretty boys van Hollywood zijn dus steeds meer de oudere generaties aan het verdringen. Of dat een goede zaak is, valt nog af te wachten. Levitts debuut was namelijk niet om over naar huis te schrijven. Deels geïnspireerd door de luchtigheid en komische tragiek van films als 10 Things I Hate About You, (500) Days of Summer en 50/50, waarin hij zelf meespeelde, en deels een poging tot eigen inbreng, blijft Don Jon vooral een heel erg middelmatige, zelden grappige en volstrekt onuitgewerkte prent. Levitt castte zichzelf in de rol van womanizer Jon die lijdt aan een heuse pornoverslaving en betoverd geraakt door babe Barbara (een Scarlett Johansson die ongetwijfeld inspiratie opdeed door naar Jersey Shore te kijken). Het geluk kan niet op wanneer de interesse wederzijds blijkt te zijn. Dat Barbara minstens even obsessief met romantische films bezig is als Jon met porno, zorgt echter voor een relatie die gedoemd is te mislukken.

Het verhaal levert hier en daar een humoristische situatie op, maar blijft volkomen onderbenut, waardoor de film zijn kans mist. Waar blijft de (broodnodige) kritiek op niet alleen de seksuele afstomping van porno, maar ook die van romantische cinema? Want het was een uitgelezen moment om de analogie van porno naar romantiek te trekken en weer terug. Jon en Barbara zijn namelijk even onrealistisch, even verslaafd en even naïef, maar de rol van Barbara is te oppervlakkig, waardoor romantiek het in the end toch weer lijkt te halen - ook al is het niet op de manier die je zou verwachten.

Hoewel zowel Levitt als Johansson uitstekend staan te acteren, is de meest interessante rol ongetwijfeld die van Julianne Moore. Als oudere vrouw met heel wat levenservaring op het gebied van relaties en seks, is ze veel nuchterder. Haar houding ten aanzien van Levitt is bij wijlen briljant en het is, ook hier, te betreuren dat Moores personage weinig diepgang meekrijgt. Zij had perfect de belichaming kunnen zijn van een vrouw die de relativiteit en banaliteit van porno inziet en tegelijk het romantische Hollywoodideaal ontmaskert als een ontmenselijkende illusie.

Misschien dat Levitt de intentie had om in zijn film die aanklacht te steken (al dan niet via het personage van Moore), maar het is dan toch zwaar de mist ingegaan. Dat is jammer. Wat overblijft is een doorsnee film die nergens de sterke eigenschappen van een tragikomedie beheerst (zoals bvb. een feel good gevoel genereren of via gevatte dialogen stof tot nadenken meegeven). Het is Levitts debuut en we hoeven dus nog geen conclusies te trekken over de mans regiecapaciteiten. Wie weet komt hij in de toekomst wel met een sterkere film, want wat ideeën en acteerwerk betrof, zat Don Jon alvast goed - het is juist de uitwerking waar nog serieus aan gesleuteld moet worden. Daardoor is de film enkel voer voor Levitt, Johansson en Moore liefhebbers, anderen zou ik de meer geslaagde tragikomische films van het Film Fest Gent, The Spectacular Now en Short Term 12, aanraden.

donderdag 21 november 2013

Gravity (2013)

Score:  9.0 / 10

De meest geliefde blockbuster van het jaar? Guilty pleasure van zowat elke cinefiel? Een instant-klassieker uit 2013? Of... de meest overgewaardeerde prent die we in lange tijd gezien hebben? Het nieuwe hoogtepunt van lege en zinloze Hollywood bombast? Een evidente love to hate film? ... Wie zal het zeggen? Feit is dat Gravity niet onbesproken is. Met een regisseur als Alfonso Cuarón kan dat ook moeilijk anders.

Het budget van $100 miljoen maakt dit ongetwijfeld tot één van de duurste producties van het jaar. Hoewel Gravity niet eens de top 5 haalt - die bestaat momenteel uit The Lone Ranger, Man of Steel, Oz the Great and Powerful, Iron Man 3 en World War Z (alle over de $200 miljoen) -, is het overduidelijk dat dit stukje cinema geld gekost heeft. Veel geld. Het is moeilijk om uit te maken of de film dat waard was. Vermoedelijk is geen enkele film dat. En toch... Toch laat dit in het geval van Gravity geen wrang gevoel na. In die zin slaagt de film wonderbaarlijk in zijn opzet: entertainment voor de massa, met of zonder geweten.

Wanneer je Cuaróns Children of Men en de bijhorende documentaire The Possibility of Hope (met o.a. Slavoj Žižek en Naomi Klein) ziet, vraag je je echter af op welke manier hij dergelijke immense kost verantwoordt... Misschien moet ik Cuaróns "artistieke vrijheid" maar gewoon aanvaarden - welke decadente uitgaven hier ook mee gepaard gaan. Het wekt een cynische ingesteldheid op die alleen maar kan vergeten worden door de film los te koppelen van zijn materialiteit. Met andere woorden: door irrationeel de materiële relatie te ontkennen, door gemakzucht te laten zegevieren en door dergelijk entertainment te aanvaarden als iets dat geen potentieel subversief karakter in zich heeft. Enkel als we dat doen en kunnen, is Gravity een absoluut hoogtepunt van technologisch gestuurde filmesthetiek en escapistisch popcornvertier. Ondanks de tweestrijd moet ik dus toch bekennen dat de cinefiel in mij de bovenhand haalt op de moraalwetenschapper.

Cuarón is een regelrechte klasseregisseur die nog niet één slechte film maakte (het wat mindere Great Expectations te na gelaten). Met de Mexicaanse indies Sólo con Tu Pareja en Y Tu Mamá También en de schitterende kinderfilms A Little Princess en Harry Potter and the Prisoner of Azkaban bewees hij al veel van zijn kunnen. Het was evenwel pas met het post-apocalyptische meesterwerk Children of Men dat hij de harten van menig filmliefhebber veroverde. Ondertussen is hij een gevestigde naam in het filmcircuit.

Eén van Cuaróns handelsmerken zijn long takes, wat hij reeds in de kortfilm Parc Monceau, als onderdeel van Paris, Je t'Aime, uitvoerig bewees. Dat dit maar een voorbode was van wat we de eerste twintig minuten van Gravity te zien zouden krijgen, had niemand durven dromen. De long take waarmee Cuaróns nieuwste aanvangt, is namelijk visueel verbluffend en nagenoeg ongezien. Het bewijst vakmanschap, affiniteit met het medium en de wil om zijn stempel te drukken op de filmgeschiedenis. Dat James Cameron, nog zo'n filmtechneut, vol lof en enthousiasme sprak over Gravity, zal Cuarón ongetwijfeld ook geen windeieren leggen. De film bracht inderdaad al bijna het zesdubbele op van wat hij kostte. Dan toch een goede investering?

Gravity heeft inhoudelijk weinig om het lijf: twee astronauten (gespeeld door George Clooney en Sandra Bullock) zijn na een botsing met brokstukken van satellieten op dool in de ruimte, wat volgt is een strijd tegen de natuurwetten om terug veilig op de Aarde te geraken. Je raadt het al, omwille van het verhaal hoef je alvast niet te gaan kijken. Maar dat was ook zo met Avatar, die vorige natte droom van talrijke filmtechneuten. Gravity is dus in de eerste plaats een film die je moet beleven en dat vereist dat je niet alleen de materiële decadentie aanvaardt, maar ook meegaat in de simplistische verhaallijn. De beste plaats waar dit tot zijn recht komt, is de bioscoop. De donkerte en grootte van de cinemazalen in combinatie met het diepte-effect van de 3D (ik ben vooralsnog niet bereid om toe te geven dat die in Gravity wel eens een meerwaarde zou kunnen zijn), zorgt voor een intense, extreem spannende filmervaring die de immensiteit en leegheid van de ruimte akelig voelbaar maakt. Het valt te betwijfelen of de film ooit datzelfde effect zal bereiken op de televisie in je living, laat staan op het computerschermpje van je laptop terwijl je languit op bed ligt. Ook hier slaagt de film dus in zijn opzet: de bioscopen terug een uniek karakter meegeven - iets wat sinds de digitalisering in de verdrukking geraakt was. Cuarón zorgt ervoor dat je Gravity ervaart als een ritje op een achtbaan, zodat je met plezier een tweede maal wil gaan aanschuiven (en betalen).

Ik heb niet dezelfde ervaringen als Buzz Aldrin en Frank De Winne en zal dus geen uitspraak doen over het realistische karakter van de film (dat door astronaut Mark Kelly en NASA-expert Zeb Scoville dan weer in twijfel getrokken werd). Hooguit kan ik zeggen dat het voor iemand die niet in de ruimte is geweest, heel echt aanvoelt. Wie zich openstelt voor dit stukje cinema, krijgt een vrij ongeëvenaarde filmervaring in de plaats. Gravity zal niet iedereen plezieren; aan te raden is hij dan ook alleen voor zij die de film willen ondergaan.

Trailer GRAVITY

Ain't Them Bodies Saints (2013)

Score:  6.0 / 10

David Lowery mocht dit jaar twee films in Belgische première zien gaan op het Film Fest Gent. Hij stond, naast Shane Carruth, in voor de montage van het visueel spectaculaire Upstream Color en hij mocht zijn tweede langspeler voorstellen: Ain't Them Bodies Saints.

Dit jaar kreeg de Amerikaanse onafhankelijke cinema een centrale plaats op het filmfestival. Zeer terecht, want het is niet omdat de VS van de meest megalomane, commerciële zooi produceert in het filmwereldje, dat er ook geen schitterende films gemaakt worden. De afbakening tussen Hollywoodfilms en andere Amerikaanse films, tussen onafhankelijke cinema en cinema afkomstig van de monsterstudio's en tussen commerciële releases en arthouse releases, is echter niet altijd even duidelijk omdat er steeds wel ergens een conglomeraat tussen zit (via montagestudio's, distributienetwerken, aandelen in kleine / lokale studio's, financiering, etc.). Het heeft dan ook weinig zin om films te screenen hierop vooraleer je ze ziet, omdat geen enkel onderscheid een garantie geeft om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Beter is het kijken naar wat er bijvoorbeeld op de Sundance / Slamdance, Austin en New York Film Festivals passeert of wie er Gotham Awards opstrijkt.

Ain't Them Bodies Saints scoorde zowel op Sundance als op de Gotham Awards. Dat wil iets zeggen. Lowery kon tevens beroep doen op o.a. Rooney Mara, Casey Affleck, Ben Foster en Keith Carradine om zijn film naambekendheid mee te geven. Combineer dat met visuele vakkundigheid, een knappe soundtrack en een Amerikaanse western ethos en je krijgt een gegarandeerde succesformule. Alleen is het zogeheten 'Lovers on the Lam'-genre al ruimschoots verkend in veel betere en meer memorabele films zoals Natural Born Killers, Thelma & Louise en - tja, ik kan er niet om heen - Badlands. Ook al riep Dave Mestdach in Focus Knack op om Ain't Them Bodies Saints niet te vergelijken met Malicks debuutfilm en zou Lowery zelfs niets liever willen, mij lijkt dit een vrijwel onmogelijke opgave voor mensen die Badlands reeds zagen. Lowery zal moeten inzien dat zijn film het onderspit moet delven in een afweging. Ik juich echter, net als Mestdach, dergelijke Amerikaanse independentcinema toe, maar vind dat er dit jaar op het Film Fest Gent wel betere films te zien waren in die categorie (zoals The Retrieval, Upstream Color, Short Term 12, The Spectacular Now, Night Moves, Fruitvale Station en As I Lay Dying).

De acteurs weten de film niet te redden, ook al valt er niets aan te merken op hun prestaties. Casey Affleck zagen we al minstens even goed in The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford, Gone Baby Gone en The Killer Inside Me en Rooney Mara zal na deze film niet minder bekend staan als Lisbeth Salander uit The Girl with the Dragon Tattoo. Ze zetten dan wel een knap samenspel neer en er is zeker een passionele chemie te bespeuren tussen Bob (Affleck) en Ruth (Mara), maar niets dat de tand des tijds zal doorstaan, vrees ik. Er kan tevens heel wat positiefs gezegd worden over de beeldregie en de muziekscore, zij het dat het allemaal weinig verschil zou maken in het eindverdict: de film is gewoon té conventioneel en het verhaal is té standaard.

Ain't Them Bodies Saints is een aanrader voor iedereen die houdt van een onderhouden genrefilm, maar wie meer zoekt in cinema dan louter knap gefilmd, gecomponeerd en geacteerd entertainment, zit verkeerd. Mijn conclusie kan samengevat worden als "esthetisering van Amerikaans hyperindividualisme" - en ik gebruik individualisme niet met een negatieve connotatie hier, alleen is het een eigenschap van 'Lovers on the Lam' films waarvan ik vermoed dat het gewoon meer affiniteit oproept aan de andere kant van de oceaan...

Trailer AIN'T THEM BODIES SAINTS

maandag 18 november 2013

La Vénus à la Fourrure (2013)

Score:  9.5 / 10

Misschien wel één van de sterkste films van het Film Fest Gent '13, was de nieuwe van Roman Polanski. Na zijn comeback in 2002 met The Pianist, bleven de echte kleppers uit. Oliver Twist werd erg lauw onthaald. The Ghost Writer was wel een favoriet bij vele critici, maar ik denk dat Polanski's arrest in 2009 meer bijdroeg tot het succes dan de film zelf (die vooral aantoonde dat genrefilms over het algemeen vreselijk saai zijn). Carnage was dan weer een kleine, intieme film - wat mij betreft zijn beste sinds The Pianist. Opvallend is dat Carnage een voorbode was op Polanski's La Vénus à la Fourrure (ofte: Venus in Fur).

Polanski heeft een oeuvre dat vol staat met adaptaties van romans (Rosemary's Baby, Le Locataire, Tess, Bitter Moon, The Ninth Gate, The Pianist, Oliver Twist en The Ghost Writer) en theaterstukken (The Tragedy of Macbeth, Death and the Maiden en Carnage), maar met La Vénus à la Fourrure is hij toe aan zijn eerste adaptatie van zowel roman (Leopold von Sacher-Masoch) als theaterstuk (David Ives). Ives vertaalde Masochs controversiële boek naar het theater in 2010 en hielp Polanski om datzelfde stuk om te zetten naar een filmscenario. Omdat ik noch met het boek, noch met het theaterstuk bekend ben, kan ik weinig kwijt over de kwaliteit van de adaptatie.

Markies de Sade en Leopold von Sacher-Masoch zorgden met hun literatuur (en namen) voor het ontstaan van de woorden 'sadisme' en 'masochisme'. De Sade inspireerde onder meer provocatieve meesterwerken als Buñuels L'Âge d'Or en Pasolini's Salò o le 120 Giornate di Sodoma. Nu is het de beurt aan Masoch, die Ives en Polanski voorziet van uitstekend materiaal om het complexe sadomasochistische spel tussen twee individuen te dissecteren. Dit levert niet alleen erg uitdagende, maar ook intrigerende en opzwepende cinema op.

Thomas (Mathieu Amalric) is een regisseur van middelbare leeftijd die met La Vénus à la Fourrure een nieuw theaterstuk brengt. Alleen wil de casting niet zo vlotten. Tot als Vanda (Emmanuelle Seigner) komt binnengelopen, een actrice die vooral heel erg naïef en nogal theatraal overkomt. Thomas wil zijn dag beëindigen, maar Vanda staat erop dat ze eerst nog even wil solliciteren. Met een verleidelijk uiterlijk en een - niet toevallig - gelijkaardige naam (ze komt namelijk solliciteren voor Vanda, één van de twee hoofdpersonages uit Masochs boek), weet ze Thomas te overtuigen even langer te blijven om haar een kans te geven. Met tegenzin stemt hij in en nog voor je het weet, begint de spanning te stijgen, keren de rollen zich om (en weer om, en weer om,...) en heb je als kijker alleen maar het raden naar de afloop. Met een hoge portie humor, zelfrelfectie en meta-kritiek, loodst Polanski je mee door de vage vaarwateren waarin de rollen van meester(es) en slaaf nooit duidelijk afgelijnd zijn.

De lichtheid en de gevatte dialogen waarmee de film voortschrijdt, doen niet zelden denken aan Carnage. In deze prent gaat Polanski echter nog wat verder: het decor en de locatie zijn nog beperkter en het aantal acteurs is gehalveerd. Minimalistische cinema moet dus niet altijd vertaald worden in fotografische of non-narratieve cinema, ze kan ook zeer nadrukkelijk op dialogen (cf. de Before-trilogie of Tape) of spanningsopbouw (cf. Buried of All Is Lost) gefocust zijn. De dialogen in deze film wisselen voortdurend tussen fictief (letterlijke dialogen uit La Vénus à la Fourrure) en realiteit (de dialogen tussen Thomas en Vanda, geschreven door Ives / Polanski), waardoor je als kijker gedwongen wordt te beseffen naar welk soort medium je aan het kijken bent. Deze meta-narratief wordt gepaard met episodes van zelfreflectie. Zo stelt Vanda de relatie in vraag tussen de schepper (Thomas, als regisseur) en zijn schepping (de adaptatie van Masochs boek tot een toneelstuk): zit er niet altijd een uiting van jezelf in je creatie, die de eigenheid ervan garandeert, maar tevens je aspiraties verraden? Geldt dit dan ook niet voor Polanski zélf? Castte hij immers niet zijn eigen vrouw (Seigner) in de rol van Vanda? En wat met de fysieke gelijkenis tussen Polanski en Amalric? Wil Polanski ons hier iets vertellen? Of speelt hij net met de idee (i.e. "aanwezigheid van de schepper in de schepping") die hij in vraag stelt via Vanda?

Met La Vénus à la Fourrure maakte Polanski niet alleen een fantastische film voor cinefielen, maar ook voor literaire en kunstfilosofische critici. Het is een zeer zelfbewust werk dat een postmoderne narratief gebruikt en sterk kan appelleren aan al zij die houden van intelligente dialoogcinema of van de microscopische nuances die de menselijke verhoudingen van meester naar slaaf doen veranderen en weer terug. Deze film is een ode aan bevrijde seksualiteit, aan vrouwelijkheid, aan machtsanalyse en aan zelfbewustzijn. Hulde!

dinsdag 12 november 2013

I'm the Same, I'm an Other (2013)

Score:  1.0 / 10

Zoals ik vele maanden geleden al eens aanhaalde in de recensie van Kid, is er een heuse opkomst bezig van vrouwelijke filmregisseurs in België. Caroline Strubbe bleek geen eendagsvlieg te zijn en komt met I'm the Same, I'm an Other (sic?) aandraven met haar tweede langspeler (die ook het tweede deel uit een trilogie is). Jammer genoeg is deze film een complete misser...

Wanneer een film zich in de eerste plaats toelegt op fotografie en hiermee dialoog overbodig wil maken, neem je het risico je kijker te verliezen. Zeker wanneer de kijker in de eerste plaats een film wil zien en geen reeks knappe plaatjes. Ik heb me meerdere malen afgevraagd of Strubbe en haar cameraman David Williamson niet beter een foto-expositie zouden gehouden hebben. Of nu de film er toch is, waarom hem dan niet projecteren in de context van zo'n expositie? Fotografie en film zijn twee soorten media - wanneer het laatste wordt gereduceerd tot het eerste, haak ik negen op tien af. Experimenteel of niet.

Ik juich meer experimentele cinema in België nochtans erg toe en heb dus ook alle bewondering voor deze tweede van Strubbe. Zoals gezegd, is het echter niet het soort filmexperiment waar ik warm van loop. Niet omdat fotografische cinema vaak meer inspanning vraagt van de kijker, noch omdat die over het algemeen een stuk trager is en zelfs niet omdat suggestie boven dialoog geplaatst wordt. De simpele reden is gewoon omdat de film volstrekt niets te vertellen had. Strubbe wou een ambigue prent maken en weigerde dan ook te antwoorden op de vraag waar de film nu écht over ging. Hoewel ik die houding kan appreciëren, werd de beoogde ambiguïteit door mij vooral ervaren als saaiheid. Het gegeven dat er twee mensen uitstekend stonden te acteren, ontging me daardoor integraal. Sereniteit en emotionele impact maakten bij mij plaats voor ergernis en een bijna hysterische euforie toen de aftiteling begon.

I'm the Same, I'm an Other vertrekt waar Lost Persons Area eindigt. Onmiddellijk stelt zich hiermee de vraag: moet je de eerste gezien hebben om de tweede te kunnen appreciëren / begrijpen? Volgens Strubbe en een testpubliek luidt het antwoord een duidelijke "neen". I beg to differ. Wanneer je de tweede film ziet zonder de eerste gezien te hebben, is de suggestiviteit vreselijk irritant, mist hij elke vorm van spanningsopbouw en verliest hij bovendien de mogelijkheid tot inlevingsvermogen met de personages. Wanneer je de eerste film daarentegen wel gezien hebt (zoals ik achteraf gedaan heb), kan je de tweede film in perspectief plaatsen en hem daardoor ook op een andere (mijns inziens betere) manier waarderen. In die zin maakte Strubbe twee films in één. Misschien dat dat haar grootste verdienste is, ook al was ik er zelf de dupe van. Hoe het ook zij, na twee uur kijken naar de nietszeggende (pun intended) interactie tussen Szabolcs en Tess in I'm the Same, I'm an Other, is het een moedige stap om Lost Persons Area een kans te geven - al zeg ik het zelf. Die voorziet gelukkig een welkome duiding bij de nodeloze dubbelzinnigheid van Strubbe's laatste. Het mag misschien vreemd klinken, maar daardoor is mijn interesse in het derde luik tóch gewekt.

Op Cinevox werd de ambiguïteit van de film verkocht als: "Je moet het willen zien en je moet er rijp genoeg voor zijn." Het is moeilijk om hier als doorwinterde cinefiel geen aanstoot aan te nemen en het lijkt me bovendien onfair ten aanzien van Strubbe om op die wijze haar film te promoten. Als ik dat lees, lees ik namelijk: "I'm the Same, I'm an Other, een vreselijk pretentieuze prent van een elitaire kunstpurist." Nochtans heb ik niet het gevoel dat Caroline Strubbe een dergelijk aura over haar heeft hangen. Het gaat niet om "het willen zien" (de bereidwilligheid was er), noch om "er rijp genoeg voor te zijn" (elitarisme ten top!), maar om datgene waar je zélf naar op zoek bent in film. Dat hangt niet alleen af van het moment of de omgeving. Het heeft ook te maken met je verwachtingen van en je affiniteit met het medium. I'm the Same, I'm an Other weet mij totaal niet te boeien. Omdat ik dat los zie van de verdienstelijkheid van het experiment en de meerwaarde in het Belgische filmlandschap, zijn dat geen bepalende factoren in mijn afweging van de film. "Rijpheid" lijkt dan ook vooral een commercieel trucje om pedante cinefielen aan te sporen naar dit werk te gaan kijken of om onervaren kijkers het gevoel te geven "erbij te horen" (waarbij?). Welja, elitarisme verkoopt natuurlijk, dat weten ze bij Cinevox maar al te goed (*kuch* BNP Paribas / Fortis *kuch*).

Aan zij die de film een kans willen geven: hou er rekening mee dat hij op het Film Fest Gent '13 vrijwel helemaal onderaan hing te bengelen in de publieksranking (tot na de voorstelling met de live uitvoering van de soundtrack, waardoor hij uiteindelijk toch nog op de 69ste plaats van de 86 films eindigde) en dat tijdens de persvoorstelling minstens dertig mensen de zaal verlaten hebben - wat voor zover ik weet het record was op dit jaars filmfestival...

vrijdag 8 november 2013

Omar (2013)

Score:  8.0 / 10

Op het Film Fest Gent dit jaar waren de twee zijdes uit het Israël-Palestina conflict vertegenwoordigd. Voor Israël was er Rock the Casbah van Yariv Horowitz en Palestina bracht ons Omar van Hany Abu-Assad. Zij die dat eindeloze conflict stilaan moe zijn, zijn alvast beter af met Omar. Overduidelijk de betere film van de twee, al was het maar omdat die over zoveel meer gaat dan Israël vs. Palestina, ronde elfendertig. Dat wil niet zeggen dat Rock the Casbah niet de moeite is voor zij die zich betrokken voelen, maar voor de betere Israëlische cinema ben je beter af met Eyes Wide Open, Ajami, The Band's Visit of het werk van Eytan Fox (o.a. Yossi & Jagger, Walk on Water en The Bubble).

Abu-Assad staat sinds Paradise Now bekend als één van de grootste Palestijnse regisseurs van vandaag. Paradise Now werd genomineerd voor een Oscar (beste buitenlandse film) en de Gouden Beer en won een Golden Globe (beste buitenlandse film) en het Gouden Kalf. Bovendien is de film tot nog toe de enige die een coproductie tussen Israël en Palestina zo'n internationale bekendheid gaf. Door die bekendheid mocht Abu-Assad zijn kans in Hollywood wagen, wat resulteerde in een regelrechte flop met The Courier. Een film waarin niets overblijft van de sociale geladenheid waarmee Abu-Assad in zowel Rana's Wedding als Paradise Now sterke verhalen wist te vertellen. Hoogstens de brutale martelscène in The Courier verraadt de man zijn achtergrond.

Gelukkig keerde hij voor Omar terug naar zijn roots. Helemaal zelfs, want de film is een volstrekt autonome productie en dat is uitzonderlijk. Voor zover ik weet, voldoet enkel Pomegranates and Myrrh aan die Palestijnse onafhankelijkheid - een film die overigens niet bepaald een diepe indruk naliet. Omar is daarentegen uiterst sterke cinema en de verdienstelijke winnaar van de ExploreZone Award op het Film Fest Gent '13 (ook won hij reeds de speciale prijs van de jury op het filmfestival van Cannes). Hij zal bovendien Palestina vertegenwoordigen op de komende Academy Awards, iets wat eveneens kan gelden als politiek statement.

Het is moeilijk om te kunnen tippen aan Paradise Now, maar Omar doet er alles aan om een gelijkaardige sfeer te scheppen en op te leven naar zijn échte voorganger (en dus niet de miskleun The Courier). Abu-Assads grote doorbraakfilm blijft echter wel de sterkere van de twee. Misschien dat dit te maken heeft met de originaliteit en het verrassingseffect, waardoor de persoonlijke voorkeur voor één van beide films deels zal afhangen van welke je het eerst ziet. Beide films lijken namelijk heel erg sterk op elkaar, zowel wat opzet als locaties betreft. Daardoor is er op sommige momenten een heus déjà-vû gevoel. Omar is niettemin een iets "volwassener" prent en in die zin ook nuchterder. De gepassioneerdheid van waaruit Paradise Now vertrekt, lijkt hierdoor soms wat zoek te zijn. De verhouding tussen Omar en Nadia mist dan ook vaak de nodige overtuigingskracht. Het was voor mij de reden waarom ik op het einde van de film niet dezelfde treurnis voelde als een groot deel van de toeschouwers. Zonde, want moest Abu-Assad een sterker evenwicht gevonden hebben tussen enerzijds de sociale interactie tussen Omar, Amjad en Tarek en anderzijds de context en achtergrond van het Israëlisch-Palestijnse conflict, had de mokerslag er zonder enige twijfel wel geweest.

Omar was absoluut één van de betere films van het Film Fest Gent '13 en een absolute aanrader voor liefhebbers van wereldcinema. Laat het Israël-Palestina conflict even niet de doorslaggevende factor spelen en vertrouw op een film die veel meer te bieden heeft. Indien hij zijn effect mist, probeer het dan nog eens met Paradise Now. Hany Abu-Assad verdient alle lof, al hoop ik dat hij in de toekomst ofwel de "volwassenheid" krijgt die we ook kunnen aantreffen bij iemand als Asghar Farhadi, ofwel zijn jeugdige gepassioneerdheid heruitvindt zoals we die konden zien in Rana's Wedding en Paradise Now.

donderdag 7 november 2013

Blood Ties (2013)

Score:  4.0 / 10

In afwachting van The Loft moeten de fans van Matthias Schoenaerts het voorlopig stellen met deze nieuwe van Guillaume Canet. Hiermee is de eerste Hollywoodfilm van Schoenaerts (en Canet) een feit, maar laten we hopen dat het geen voorbode is voor de kwaliteit van de rits Schoenaerts-films die we de komende jaren mogen verwachten. Ik denk persoonlijk niet dat we veel hoeven te verwachten van de tweede remake van Loft (die in de VS - zoals de zaken momenteel staan - in première zou moeten gaan in augustus 2014). Het is namelijk een remake en dat pleit nagenoeg nooit in het voordeel van een film, zelfs niet met de originele regisseur aan het roer. Schoenaerts' samenwerkingen met Michaël R. Roskam (die met Animal Rescue ook zijn Amerikaanse doorbraak zal maken) en Thomas Vinterberg (in Far from the Madding Crowd) lijken daarentegen veelbelovend te zijn. Daarnaast zullen we hem ook nog naast Michelle Williams en Kristin Scott Thomas (Suite Française) en Kate Winslet, Stanley Tucci en Alan Rickman (A Little Chaos) aan het werk zien in 2014 of (waarschijnlijker) 2015. Ja, het moet geleden zijn van Jean-Claude Van Damme dat een acteur België nog zo op de kaart zette.

Jammer genoeg is Schoenaerts zowat het enige echt vermeldenswaardige uit Blood Ties (met zijdelingse vermeldingen voor Marion Cotillard en Billy Crudup). In menig recensie kon je lezen over de geslaagde seventies sfeer, over een leuke genrefilm en over een vermakelijke en nostalgische misdaadthriller. Daar valt weinig tegen in te brengen. Ik lees er daarentegen 'voorspelbaar', 'dertien in een dozijn' en 'ultraconventioneel' in. In vergelijking met Canets thrillerdrama Ne le Dis à Personne (2006) en zijn pathetische tragikomedie Les Petits Mouchoirs (2010), is Blood Ties een oervervelende prent. Niet zozeer omdat zijn vorige films niet te kampen hadden met langdradigheid, maar ze waren wel veel intiemer en in die zin charmanter. Daardoor was er geen enkel moment dat de films verveelden, ook al waren ze elk goed een half uur te lang. En laat dat laatste nu een wederkerend probleem zijn van Canet, want ook Blood Ties klokt af op een dikke twee uur terwijl het gerust 1/4de korter had gemogen...

Klaar voor die oervervelende plotlijn? Frank (Billy Crudup) en Chris (Clive Owen) zijn broers, respectievelijk een flik en een crimineel. Nadat Chris vrij komt uit de gevangenis, wil hij zijn leven beteren. Hij leert Natalie kennen (Mila Kunis) en ziet in haar een mogelijke toekomst. Daarvoor moet hij echter eerst afrekenen met zijn demonen uit het verleden, zoals zijn ex-vriendin en prostituee Monica (Marion Cotillard). Frank heeft zo zijn eigen problemen. Hij is tot over zijn oren verliefd op Vanessa (Zoe Saldana), de vriendin van de notoire onruststoker Anthony Scarfo (Matthias Schoenaerts). In de tussentijd proberen beide mannen het zo goed en zo kwaad mogelijk met elkaar te vinden, zodat ze in alle rust met hun vader Leon (James Caan) en hun zus Marie (Lili Taylor) kunnen samenzijn. Uiteraard krijg je dit alles met een hoop genreclichés voorgeschoteld, gemarineerd in wat voor de hand liggende gewetensproblemen en familiale crises van de protagonisten. Hoewel dit allemaal onderhoudend gebracht wordt, blijft het inspiratieloze cinema. Maar misschien was dat al het probleem met het boek waarop deze film is gebaseerd (Les Liens du Sang van Bruno en Michel Papet)?

Een klein lichtpuntje in de voor de rest vreselijk saaie prent, is de leuke seventies soundtrack (met o.a. Ace Frehley, Little Richard, Betty LaVette en The Velvet Underground) die zo nu en dan toch voor genietbare achtergronddeuntjes zorgt. Niet dat dat de film redt natuurlijk. Blood Ties is een film die ik gerust zou aanraden aan Schoenaerts liefhebbers (de weinige scènes die hij in beeld komt, laten echt wel een indruk na) en zij die dergelijke misdaadthrillers verslinden, maar wie op zoek is naar meer, kan de kostbare tijd beter aan iets anders besteden.

dinsdag 5 november 2013

The Young and Prodigious T.S. Spivet (2013)

Score:  8.5 / 10

Wie een beetje bekend is met het werk van Jean-Pierre Jeunet, weet exact wat te verwachten in deze nieuwe film van de Franse fantast. Het is dan wel de mans eerste Amerikaanse productie sinds Alien: Resurrection, zijn handelsmerk is van begin tot eind aanwezig. Hij bewijst hiermee eens te meer zijn mannetje te staan in het internationale filmcircuit en kan makkelijk naast mede-fantasten als Wes Anderson en Terry Gilliam gaan staan.

In The Young and Prodigious T.S. Spivet volgen we een 12-jarig wonderkind (T.S. Spivet) dat een enorme fascinatie heeft voor wetenschap. Zijn vader, een cowboy, en zijn moeder, een entomologe, zijn beiden druk bezig hun eigen leven te leiden. Terwijl zijn tweelingbroer steeds meer op zijn vader begint te lijken en zijn oudere zus Miss USA (of was het nu Miss America?) wil worden, experimenteert hij erop los en probeert hij allerlei praktische oplossingen te vinden voor problemen die zich op de boerderij voordoen. Gefascineerd door de idee van "eeuwige beweging", gaat hij op zoek naar een toestel dat de wetten van de fysica tart. Wanneer hij een doorbraak boekt, wordt hij uitgenodigd om de prestigieuze prijs van het Smithsonian Instituut te Washington, D.C. in ontvangst te nemen. Omdat hij vervreemd is van zijn ouders, onderneemt hij de 3500 kilometer lange tocht alleen - meteen het begin van een heus, vintage Jeunet avontuur.

Jeunet vertelt op zijn eigenwijze manier het verhaal door de ogen van T.S. Spivet. Dat betekent een hoop bizarre figuren (fetisj-acteur Dominique Pinon is ook weer aanwezig), beschouwende voice-overs en charmante, maar vaak intrieste humor. In die zin is de film in zowat al zijn aspecten een Amerikaanse versie van Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain, zij het dat Jeunet ditmaal zijn focus legt op een kind (wat herinnert aan de geest van diens La Cité des Enfants Perdus). Hoewel ik het boek van Reif Larsen (waarop deze film is gebaseerd) niet las, lijkt het alvast een verhaal te zijn dat op het lijf van Jeunet geschreven is. Dat hij er een knappe en aandoenlijke kinderfilm wist van te maken, die overigens zeker ook een ouder publiek weet te amuseren, is zonder twijfel zijn verdienste - zelfs al hoefde hij het verhaal niet zelf te bedenken.

Kyle Catlett weet als kindacteur te overtuigen, iets wat ik - net als in The Selfish Giant - erg toejuich. Met Helena Bonham Carter naast hem (die Spivets moeder vertolkt), krijg je bovendien meteen een verhouding die intrigeert. Hoewel ook moet gezegd worden dat Carter steeds heviger gebukt gaat onder de stempel van Tim Burton; haar rol in deze film had evengoed geschreven kunnen zijn voor zijn nieuwe prent. Niet dat dat stoort, maar wie haar in de laatste Burton films of de rol van Bellatrix in de Harry Potter serie wat repetitief vond, zal met deze film geen verandering merken. Carter fans zullen daarentegen op hun wenken bediend worden.

The Young and Prodigious T.S. Spivet introduceert tevens Jeunets eerste film in 3D. Het is mij nog steeds een raadsel wat zovele regisseurs aantrekt om hun film in 3D te draaien, zeker zolang die dwaze brilletjes een voorwaarde blijven om het effect ervan te zien. Over de voor- en nadelen van digitale opnames (scherpte, dieptezicht, kleurendiversiteit,...) en opnames op pellicule (authenticiteit, kleurenpalet, materialiteit,...) valt veel te zeggen (de documentaire Side by Side is hiervoor een schitterende inleiding). Dito met de nieuwe frame rate die films binnenkort van 24 naar 48 beelden per seconde zal brengen, zoals we vorig jaar konden zien in het eerste luik van The Hobbit. Maar 3D? Akkoord, James Cameron heeft met Avatar aangetoond dat een film die in 3D opgenomen is stukken knapper oogt dan een film die achteraf in 3D gemonteerd wordt. Verandert dat echter iets aan het gegeven dat je dat brilletje nog steeds op je kop moet zetten - wat niet alleen lastig is voor (de neus van) brillendragers, maar ook de film zelf ten kwade komt wegens 'verdonkering' van de kleuren? Of verandert het iets aan het gegeven dat ondertitels en film 'los' van elkaar ogen, waardoor hoofdpijn geen zelden voorkomend fenomeen is na 't zien van een 3D film? Of gaat het iets veranderen aan de opnames van vele films die vaak intentionele 3D-effecten beogen (bvb. allerhande zaken die 'uit' het scherm komen), maar op een gewone televisie alleen maar belachelijk en vaak storend zijn? 3D is misschien eens leuk voor films als Avatar of Gravity, maar ik kan het nog steeds missen als kiespijn. Tot zover deze tirade. Het was alweer even geleden.

Ten slotte wil ik graag de soundtrack van deze film nog even bejubelen. Al zij die genoten van Angelo Badalamenti's The Straight Story, horen zeker hun oren open te houden voor Denis Sanacore's score van The Young and Prodigious T.S. Spivet. Wie op zoek is naar een combinatie van mooie beeldjes, een schitterende soundtrack en bovendien genoeg kinderlijke fantasie durft te investeren, zal aan deze prent een heerlijk avontuurlijke rit beleven. Wie daarentegen na Micmacs à Tire-Larigot genoeg had van Jeunets formule, hoeft in deze geen verdere energie te steken.