maandag 24 februari 2014

De visie en houding achter S.I.R.

Een ontboezemende introductie voor het nieuwe filmjaar
 
Dit nieuwe jaar gaat gepaard met heel wat veranderingen. Nu ik afgestudeerd ben en op het punt sta te gaan samenwonen, is de logische volgende stap 'beginnen werken'. Een logische stap in burgerlijke logica, maar niet in de mijne. Tenzij "werken" niet hetzelfde betekent als "geld verdienen" - dan ben ik het er geheel mee eens. Ik moet mezelf echter niets wijs maken: in burgerlijke logica is "werken" hetzelfde als "geld verdienen". So fuck that. Omdat ik niet graag met niets bezig ben en werkloosheid een geheel nieuw vacuüm creëert waarin "niets doen" een zéér reële lading begint te dekken, nam ik me onder meer voor deze filmblog nieuw leven in te blazen. Vandaar de regelmatige updates de voorbije drie maanden.

Wanneer een mens de tijd en energie voor handen heeft, begint ie daarnaast ook al wel eens na te denken. Over kleine dingen die kunnen ontwikkelen naar iets grotere dingen bijvoorbeeld. Zo speelde het idee om een film- of cultuurwebsite vanuit deze blog te starten in mijn hoofd, zeker nu Filmmagie steeds steviger begint gebukt te gaan onder de besparingsgolven in het cultuurbeleid. Die steeds groter wordende leegte, werd niettemin al even snel opgemerkt door andere initiatiefnemers. Urgent.fm startte begin 2011 met de website Supercalifragilistic (in het verlengde van hun gelijknamige radioprogramma), eind 2012 ging The Observants van start (door vier anonieme bloggers) en begin 2013 kwam het ambitieuze Sabzian van grond (door zeven filmmakers) dat in februari 2014 haar officiële lancering kende in Brussel. Hoewel ik pleit voor een samenbundeling van krachten (in onafhankelijke zin weliswaar), is het niet evident om je als jonge initiatiefnemer een weg te banen in het reeds bestaande (film)circuit - zeker wanneer je studies niet voor zich spreken (moraalwetenschappen vs. film, say what?).

Ondertussen zijn er allemaal andere ideeën door mijn hoofd beginnen spoken, maar niets om jullie nu mee lastig te vallen. Terug naar deze blog dus. In wat volgt wil ik een poging doen om een (relatief) unieke invalshoek te belichten, waarin mijn studies, (materiële) context en passie samenvallen. Het helpt om die invalshoek te duiden via een ontboezemend schrijven.

Het medium film in politiek-economische context

We zijn ondertussen bijna twee maanden aan het filmjaar 2014 begonnen, maar het kostte me die tijd om nog min of meer alles te zien uit 2013 dat ik wou zien. Dat hoeft op zich niet te verbazen wanneer er zo'n 350 films per jaar uitkomen tegenwoordig. Alles daarvan bekijken is dan ook uitgesloten, of toch als je ook eens graag films ziet van andere jaren. Het is enerzijds positief dat er zoveel nieuws verschijnt - het wijst op diversiteit, creativiteit en productiviteit. Tegelijk is het nog maar een fractie van wat er globaal is uitgekomen in 2013. Massaal veel releases kwamen bij ons niet in de zalen (of enkel op specifieke filmfestivals), verschenen rechtstreeks op dvd, blu-ray of op de digitale televisie of waren simpelweg nérgens te bespeuren. Het hoeft tevens niet te verbazen dat het gros van de uitgekomen films van Amerikaanse afkomst waren (goed voor ruwweg 50% van alle releases) en dat is alvast niet - laat ik meteen een open deur intrappen - omdat de kwaliteit beter zou zijn. Meer zelfs, veel van de indie cinema uit de VS kwam bij ons niet eens uit. De toegenomen kwantiteit is dus zeker en vast niet alleen positief, want zoals dat op de markt gaat, halen de films met de meeste campagne en marketing het van de kwalitatieve films - er bestaat namelijk niet zoiets als een automatisch of natuurlijk proces dat kwaliteit naar de oppervlakte doet rijzen (een liberaal dogma dat op de nodige momenten toch nog eens ontkracht mag worden). In sommige gevallen vallen kwaliteit en excessieve propaganda (want dat is marketing nu éénmaal) samen, maar voor de steeds groter wordende minderheid van mensen die film niet zien als louter entertainment en vrijetijdsbesteding, is dat zelden het geval.

De filmmarkt is, net zoals alle andere markten, onderhevig aan oligopolistische en zelfs monopolistische tendensen, niet in de minste plaats gestuurd door het grote geld. De vraag van filmliefhebbers wordt non-stop beïnvloed door het in your face aanbod van de grote filmdistributeurs, gevestigde handelsmerken en productiebedrijven. Deze manipulatie van de filmmarkt profileert zich als een vrije en open markt, maar is in werkelijkheid niet veel meer dan het speelterrein van zij die het meeste cash kunnen neerleggen of van ondernemingsgezinde opportunisten (al dan niet met voldoende connecties in het wereldje). Net als in alle andere sectoren faalt de liberale economie ook op de filmmarkt. Dat moeten we niet beantwoorden met een ontmarkting van film als cultuurproduct, maar met een onuitputtelijke kritiek op en actie tegen alle dominante spelers en pafferige selfmade men. De illusie dat de markt volledig vrij en toegankelijk zou zijn mits voldoende inzet en hard werk, terwijl die in werkelijkheid al jarenlang aan meritocratische vooringenomenheid en navelstaarderigheid lijdt, kan op deze manier ontmaskerd worden.

Naast nietsontziende kritiek kan het ook geen kwaad om cultuur in haar geheel de depolitiseren door vanuit de culturele sector de dames en heren politici openlijk de oorlog te verklaren - ongeacht partij of kleur. Politiek is van iedereen en de culturele sector kan een rol spelen in haar te reclaimen. De enorm rijke geschiedenis van begeesterde schrijvers, cineasten en andere kunstenaars kan hier soelaas bieden, zodat platitudes à la "schoenmaker, blijf bij uw leest" voor eens en altijd gereduceerd worden tot het zwaktebod van inhoudsloze politici en hun apologeten. Rechts gebral en frustroklap waarin gescandeerd wordt dat de culturele sector en "de linkse kerk" twee zijden van één munt zijn en - uiteraard! - al die culturo's betaald worden door Vadertje Staat met het belastinggeld van hardwerkende Vlaemingen, is niet meer dan wat goedkope blamage die de culturele sector haar politieke geloofwaardigheid moet schaden (tenzij het om uitspraken gaat die door rechts gerecupereerd kunnen worden, zoals bij Jan Verheyen, De Strangers of Urbanus, dan vormt de culturele sector opeens geen bedreiging meer). Aan de huidige linkse politiek heeft de culturele sector overigens even weinig, want met corporatistische strategieën, elitarisme en een ons-kent-ons mentaliteit, is het emancipatorische, transgressieve en subversieve element dat links doorheen de voorbije eeuwen getypeerd heeft volledig uitgehold. Niet voor niets heeft n-va haar huichelachtige campagne ingezet op "anti-establishment" om zij die the powers that be beu zijn te charmeren en te overhalen om op hen te stemmen.

Het is vermoeiend om "anti-establishment" aspiraties uit het rechtse discours te krijgen (cf. de Tea Party), zeker in meer volkse middens en landelijke streken (nochtans net bij die mensen die zwaar de dupe zullen worden van rechtse politiek). Door de recuperatie en politisering van radicale aspiraties door rechts (maar evengoed door links), is een waardig extern initiatief (dat politiek wil reclaimen op de straten, bij de mensen en in de huiskamers) amper te bespeuren. Het failliet van (radicaal) links dat al sinds de vroege 1990s aanwezig is, kan in die context begrepen worden. Een front sp.a / groen / pvda+ is geen oplossing, omdat linkse politiek van bovenaf even destructief is als rechtse politiek van bovenaf. De samenwerking met kleine initiatieven en het steunen van acties (zoals pvda+ steeds meer doet), stemt tot blijdschap, maar vooralsnog is er geen reden om te juichen - ook linkse politici zullen eens aan de macht gekomen, bevangen worden door dezelfde machtsgeilheid, inherente irrationaliteit en financiële opportuniteiten van the powers that be.

Ik poog een eigen, anarchistisch, discours te vormen. Een discours dat, afhangend van de context, geuit wordt op anti-politieke of post-politieke wijze. Belangrijk hierin is dat politiek voor mij slaat op de geïnstitutionaliseerde variant en niet op het politieke denken in zijn geheel. Het politieke denken gaat namelijk véél verder dan de instituties, welke het politieke domein en concept verarmd hebben en hiermee alle radicaal democratische verzuchtingen uitgehold en onmogelijk gemaakt hebben. Rechtse aspiraties die gaan over regionalisering, kleinschalige handel en sterke sociale verwevenheid, zijn bijvoorbeeld perfect te verzoenen met linkse aspiraties over globale netwerken, duurzame economieën en solidaire weefsels. Alleen laat de politieke links-rechts dichotomie dit niet toe, ons denken wordt er als het ware door in tweeën gespleten. Anti-politiek ben ik dus wanneer het gaat over het parlement, de senaat en de regeringen, over de legislatuur, de overheden en de corporatistische aanpak van werkgeversorganisaties en vakbonden, over de supranationale instellingen en internationale handelsakkoorden - kortom over de illegitimiteit van al die beroepen die gepaard gaan met politici, lobbyisten, kabinetsleden en de talloze bedrijfs- en bureaucratische functies die daarmee verbonden zijn. Post-politiek ben ik wanneer ik de nadruk leg op de politieke legitimiteit van betogingen, protesten, rellen, opstanden, stakingen, bezettingen, demonstraties, wildplakken, hacken, klokkenluiden, ludieke provocaties, guerilla technieken, illegale zelfvoorziening, kraken, creatief vandalisme, boycots, sabotage, dienstweigering, buurtinitiatieven, informele handel, volkscomités en -raden, alternatieve netwerken, autonome acties, etc. - kortom over de toeëigening van de politieke besluitvorming en de productiemiddelen, over de verzetsstrijd via directe actiemethoden en over de afvlakking en contestatie van machtsconcentratie en -structuren.

Deze achtergrond, die ik vooral uitdiepte in mijn masterthesis, vormt de context waartegen ik film wil bekijken, analyseren en tot leven wil doen komen. Via de creatie van tegencultuur, via discursief én praktisch verzet en aan de hand van een principieel contraire ingesteldheid, kan een waarlijk alternatieve visie op filmkritiek en -cultuur naar boven komen. Die visie is niet nieuw (zie daarvoor de afbeeldingen hieronder), maar heeft vandaag dringend nood aan actualisering en bijval.

Deze (kleine) uitweiding achtte ik noodzakelijk voor zij die film, en mijn schrijven hierover in het bijzonder, in een context willen plaatsen.

Een persoonlijke noot over filmkritiek en -cultuur

Ik wil het nog even hebben over de gehanteerde schrijfstijl en de poging tot het vormen van een distinctieve filmkritiek. Zoals lezers van deze blog al konden uitmaken, moet ik niet weten van een aanpak die analyse boven persoonlijke beleving plaatst. Zonder heel goed op de hoogte te zijn van de geschiedenis van de filmkritiek, poog ik in de eerste plaats een schrijfstijl te hanteren die me ligt: het gebruik van de eerste persoon enkelvoud, het benadrukken van subjectiviteit, het niet gelimiteerd zijn door ruimte en het aanvaarden van tussentaal - kenmerken die sterk aansluiten bij het blog-medium dus. Dat dit soms arrogant kan overkomen, neem ik er bij - ook al getuigt de ik-vorm van een zeer subjectieve en zelfs anekdotische stijl en staat die daarmee tegenover de véél arrogantere "ik schrijf wat iedereen denkt / moet denken"-stijl. Het effect van mijn schrijven heb ik echter niet volledig zelf in de hand, dus een arrogante indruk is nooit uit te sluiten. Ook hoorde ik wel eens over het (moeilijke of te filosofische) taalgebruik en de lengte van mijn uitweidingen. Hoewel dit allebei terechte bedenkingen kunnen zijn, is het net dat wat ik niet schuw. Als die stijl niet bevalt, dan is dat maar zo en raad ik aan om bijdragen van andere filmcritici te lezen. Begin je vooral niet te ergeren aan mijn schrijfstijl en smaak, want dat is alleen maar een verlies van jouw energie. Ik sta niettemin altijd open voor discussie, vaak met een heuse polemiek tot gevolg, dus wie iets niet pikt of feitelijke fouten opmerkt, mag me daarover altijd contacteren. Stiekem (maar nu niet meer zo) hoop ik daar zelfs wat op, omdat dergelijke (al dan niet virtuele) discussies me vaak enorm veel bijbrengen - niet alleen qua kennis, maar ook qua perceptie / receptie, schrijfstijl en zelfreflectie (vuur dus gerust ad hominems af als je er nood aan hebt).

Hoewel lang niet iedereen "degelijke" filmkritiek zal herkennen op deze blog (want vaak te weinig analytisch), kan ik daarover enkel kwijt dat filmkritiek voor mij géén gortdroge academische discipline hoort te zijn. Iedereen is in staat tot filmkritiek, zolang je maar een invalshoek hebt - de pretentieuze "point from nowhere" leidt namelijk naar ongepast objectivisme en bedrieglijke neutraliteit. Ik stel zelfs dat filmkennis geen vereiste hoeft te zijn voor interessante filmkritiek. Mijn invalshoek start vanuit de appreciatie van subversiviteit en transgressie en de fascinatie voor controversiële en experimentele thema's en stijlen. Wanneer die invalshoek niet interessant bevonden wordt of niet gedeeld wordt door de lezer, zal ik ongetwijfeld weinig toe kunnen voegen aan de kijkervaring. Bovendien is schrijven over en rond film een levenslang leerproces en sta ik op dat vlak nog niet zodanig ver dat ik me al kan meten met filmcritici die reeds decennia ervaring hebben, kwestie van dat toch even te benadrukken (is zelfbewuste bescheidenheid hetzelfde als arrogantie?). Tevens is niet alles wat ik op deze blog schrijf, getypt vanuit de invalshoek die ik hierboven beschreef - momenteel is het vooral een ontwikkelingsproces waarin eigenheid, ervaring en (film)kennis elkaar aftasten, vooral via recente cinema. Iedereen die graag schrijft, zal wel kunnen beamen dat een authentieke stijl (pogen te) ontwikkelen een bevredigend, maar héél erg moeilijk proces is. Ik beweer niet van al zo'n ontwikkeld te hebben en wil zelfs niet pretenderen dat ik dat ooit zal doen. Alleen hoop ik een amalgaam van invloeden te kunnen samenbrengen die tot een boeiende synthese leiden. Een synthese die het waard is te lezen en die bovendien in conflict kan gaan met syntheses van andere filmcritici en -liefhebbers. Eigenheid wordt namelijk steeds ook gedefinieerd in relatie tot de ander.

Het ontwikkelen van een subversieve filmkritiek gebeurt dus niet in het ijle. Eén van de zaken waarvan ik me het voorbije jaar dan ook heel erg bewust geworden ben, is het belang van context en de relatieve (haha!) zinloosheid van abstracties. Zo begon ik me af te vragen of hoeders van filmcultuur nog een plaats hebben in onze samenleving. Moest ik namelijk een voltijdse job, een gezin en/of een fysieke / mentale beperking hebben gehad, zou ik nooit de tijd en energie gehad hebben om zo'n massa films te bekijken en recenseren. Voor een werkende mens die een gezin heeft en/of rekening moet houden met fysieke / mentale beperkingen, is een dergelijke passie dan ook vaak pure luxe. Zelfs een halftijdse job in combinatie met een vaste partner en/of een uitgesproken (lees: lastig) karakter kan zorgen voor moeilijkheden. Is een passie (voor film) dan louter een luxe? Ook als die zo inherent verbonden is met je gevoel voor geluk en vreugde, met je vitaliteit als het ware? Er wordt hoe dan ook (in)direct aangedrongen op het maken van keuzes (lees: opofferingen) en dat is iets waar niemand onderuit kan. Deze keuzes worden vandaag echter gestuurd en in een gebiedend kader geplaatst door conservatieve verantwoordelijkheidsretoriek en het neoliberale marktdiscours. Het gebrek aan substantiële en de overdaad aan triviale keuzes worden verkocht als de vrijheid waar we allen trots op moeten zijn. Dat die triviale keuzes stress, frustratie en zelfs depressiviteit kunnen teweeg brengen, is voor vele liberalen een totaal te verwaarlozen neveneffect. Substantiële keuzes worden daarnaast beperkt tot enkele opties - want ook liberalen hebben totalitaire neigingen, anders zouden ze niet aan institutionele politiek doen. Die enkele opties worden door mensen die écht inzitten met (keuze)vrijheid, zoals ikzelf, ervaren als de keuze tussen pest en cholera: er is géén waardig alternatief.

Wie dus geen genoegen neemt met een leven in eenzaamheid of een leven waarin passie onderdrukt wordt, moet zijn/haar tijd en energie verdelen tussen enerzijds de partner, het sociale milieu en/of het gezin en anderzijds de passie. Dat is alles behalve makkelijk, maar dat hoeft uiteindelijk ook niet - het genereert genoeg uitdagingen, problemen en obstakels om een heel mensenleven mee te vullen. So far, so good dus. Maar dan komt paternalistisch Vadertje Staat aankloppen - vandaag is dat in neoliberale gedaante. Hij dwingt mij om in de lijntjes te gaan lopen: passies zijn voor rijkelui en voor eenzaten, niet voor verantwoordelijke burgers (die rekenen passies tot hun vrije tijd en hobby's, zoals het hoort!). Rijkelui kosten de staat vaak geen geld (ze leven op het geld van de ouders, een erfenis of rijke partner) en symboliseren zo het einddoel van de neoliberale hegemonie. Eenzaten zorgen voor de inkomsten en de koopkracht van een goed werkend neoliberaal staatsapparaat, het zijn de hyperindividualisten die in eenzaamheid en via vluchtige sociale contacten oud worden - ze zijn de slachtoffers en tegelijk de schouders van de neoliberale droom. In de praktijk bevind ik me al een tijdje in de rijkelui-context en dat vreet aan eer en geweten. Dat patroon doorbreken, betekent echter breken met mijn passie of breken met mijn sociale milieu en/of partner. Althans, zolang we in een neoliberaal tijdperk leven waarin onze substantiële keuzes beperkt worden tot rijkeluispersoon, eenzaat of verantwoordelijke burger (de metaforische "pest en cholera" dus).

De gemakkelijke materiële context waarin ik me nu bevind, bepaalt mijn visie op film sterk en verklaart deels mijn voorliefde voor subversiviteit. Vanuit mijn behaaglijke milieu, ondervind ik dat subversieve cinema traditionele (politieke) visies doorbreekt evenals hoop en levenslust genereert. Transgressie is dan ook niet louter een gegeven dat ik najaag in film, het is tevens iets dat ik najaag in het dagelijkse leven. Hoe kan de fatalistische visie waarin drie lotsbestemmingen vastgebeiteld lijken te zijn, doorbroken worden? Hoe kunnen een zekere materiële welstand, een bevredigend sociaal leven (al dan niet met partner en/of gezin) en een onmisbare passie gecombineerd worden? Tegen de negatieve teneur die stelt dat dit onmogelijk is, blijf ik strijden - momenteel vanuit een materieel comfortabele positie. Het politieke establishment (van n-va tot de tripartite in beide landsdelen) zal tot in het vermoeiende toe wijzen op de rol van verantwoordelijkheid. De linkerflank (pvda+ en co.) zal de materiële luxe waarin ik me bevind benadrukken en mijn kopzorgen petit bourgeois vinden. Steun vanuit politieke hoek is er dus niet, zij rammen de negatieve teneur dagelijks door mijn strot - alsof ze willen dat deze fatalistische visie bewerkstelligd wordt (drie categorieën mensen, dat moet toch heerlijk zijn voor de simplistische logica van de institutionele politiek?). Transgressie betekent momenteel dan ook de strijd aangaan met al datgene wat gangbaar is, al datgene wat als "normaal" beschouwd wordt, alle conventies en tradities, alle instellingen die te veel macht kunnen uitoefenen, etc. Die strijd wil ik alvast op één front voeren via een visie op filmcultuur en -kritiek die doordrongen is van dwarsliggerij. Binnenkort volgen drie blogposts die aan de hand van een filmjaaroverzicht dergelijke visie pogen toe te passen, nadien is het weer tijd voor recensies van nieuwe films.