dinsdag 29 januari 2013

Django Unchained (2012)

Score:  8.5 / 10

Als er één film is die de voorbije maand heel wat stof doen opwaaien heeft, is het Django Unchained wel. Elk(e) recensie, analyse, kritiek, publiciteitscampagne of interview ging gepaard met voor- en tegenstanders en het duurde niet lang alvorens er een eerste relletje viral ging. In december verklaarde regisseur Spike Lee namelijk dat hij de film niet zou gaan bekijken. De reden die hij hiervoor opgaf was dat hij "can't disrespect [his] ancestors", hiermee suggererend dat Django Unchained een racistisch spektakel zou worden. Quentin Tarantino zelf werd enkele weken nadien in een interview nogal bits tegen een journalist die hem vragen stelde over zijn visie op geweld in film, hiermee de hele discussie over het gratuit bloedvergieten in zijn films (weer) aan de oppervlakte brengend. Los daarvan zou ik niet graag de persoon zijn die hem interviewt, ook al is de defensieve (lees: vaak arrogante) houding van vele regisseurs en acteurs te begrijpen in het huidige imago-bashing klimaat. Bovendien kunnen zij die Tarantino al aan het woord zagen, zich terecht de vraag stellen of hij niet meer dan eens stijf staat van de coke. Anderzijds heeft hij een zeer excentrieke persoonlijkheid en kan dat eveneens zijn hyperactiviteit verklaren. Vermoedelijk is het wat van beiden. Hoe het ook zij, menig filmjournalist is al met hem in aanvaring gekomen. En wie de regisseur achter de film niet hebben kan, kan vaak de film zelf ook niet hebben.

Om hiervan een voorbeeldje te geven, kunnen we Focus Knack recensent Dave Mestdach aanhalen. Zichzelf een profiel aanmetend in de schaduw van Tarantino, wil ik hem gerust nog wat meer spotlights gunnen (alle publiciteit is goed, nietwaar?). Mestdach begon al in de week voor de release van Django Unchained met sneren te geven aan Tarantino's adres. In zijn recensie over Tabu schreef hij: "Maar hoe arty-farty dat op papier misschien ook klinkt, Gomes' postmoderne spelletje betovert en bewijst dat – nu even goed opletten, Quentin! – niet alle pastiches holle, voorspelbare en makkelijke ironische citatenbundels zijn." In zijn recensie van Django Unchained, besloot hij met de zin: "Hoog tijd dat Tarantino de ketens van de postmoderne pastiche losrukt, ophoudt met copy-pastefilms te maken en nog eens iets echt opwindends serveert als Reservoir Dogs, Pulp Fiction en Jackie Brown, met epische voorsprong zijn beste films." De week erop, in de recensie van Lincoln, kon hij het weer niet laten: "Yep, het is weer eens wat anders dan de slavernij gebruiken als springplank voor een gratuit bloedballet met cowboyhoedjes op. Of niet, Quentin?" In de tussentijd, op Mestdachs Twitter, konden we nog wat meer beschimpingen lezen. Een selectie tweets: "Vanavond op Canvas: Eastern Promises van David Cronenberg, een regisseur die zich tot Tarantino verhoudt als de Everest tot de Kemmelberg", "Geweldige spaghettiwestern, die Django. Stukken beter en subversiever dan die rip-off rommel van Tarantino", "Wat QT nodig heeft is een solide co-scenarist, strenge monteur en Knack abonnement. Drie dingen die hem deugd zouden doen", "Mocht QT evenveel IQ en ambitie hebben als stijl en instinct: hij was een hele grote" en een staaltje zelfbewustzijn met "And you will know my name is Dave Mestdach when I lay my vengeance upon QT!" We zullen het inderdaad allemaal geweten hebben. In welke mate Mestdach hiermee zijn integriteit als filmrecensent te koop heeft gesteld, lijkt me geen onterechte bemerking. Ik vond het alvast allemaal erg gênant. Men vrage zich af of de redactie van Focus Knack er niet beter aan doet om in de toekomst de nieuwe Tarantino films door Piet Goethals of Steven Tuffin te laten recenseren. Of wacht... Neen... Juist ja, Mestdach is ook (eind)redacteur van Focus Knack - híj is hier de bepalende factor. Wat nobel dan om de anti-Tarantino kruistocht voor zijn eigen ergernis te stellen!

Ivo De Kock (Filmmagie, De Wereld Morgen) en Han Soete (De Wereld Morgen) oordeelden, tegen het Tarantino bashing in, dat Django Unchained een zeer subversieve, confronterende film was. In plaats van te concluderen dat dit postmoderne pastiche zou zijn, doen ze meer eer aan Tarantino's intenties door het rebelse en controversiële karakter te belichten. Op hun recensies kwam reactie van Paul De Roo die vond dat het ophemelen van de film toch voorzichtiger moest gebeuren: één bevrijde slaaf is nog geen structurele oplossing voor de slavernij, hoe heldhaftig het ook moge ogen. Een terechte opmerking, want ook Tarantino adoreert het zelfverheerlijkende Amerikaanse individualisme. Persoonlijk zag ik hier echter niet meteen een probleem in (ditmaal), omdat het voor mij meer ging over empowerment dan over structurele oplossingen. Wanneer we de recensie op de communistische website Kasama van Ed Thompson lezen, kunnen we tevens concluderen dat Django Unchained komaf maakt met de stereotype 'black and white'-verhoudingen in cinema, net zoals dat vroeger in blaxploitation films gebeurde. Dat een Amerikaanse blockbuster eens niet vergaat in de doordeweekse splijtzwam van cinefiel elitarisme en commercieel populisme, is op zich al iets om toe te juichen. Het enige wat ik er zelf nog zou willen aan toevoegen, is dat ik me toch wel vaak vragen heb gesteld bij de assumptie dat elk mens omkoopbaar is - Dr. Schultz weet werkelijk iedereen vatbaar te maken voor de verleiding van het geld. Dergelijke liberale illusie (want ze is een ideologische projectie, geen feitelijkheid) had ik graag doorprikt gezien door minstens één personage dat eraan zou weerstaan, maar misschien kunnen we dat niet verwachten van een postmoderne (en dus niet zelden cynische) cineast. Hoe het ook zij, Tarantino laat zich niet makkelijk lezen en zijn films evenmin. Laat net dat ook de charme van zijn stijl zijn.

Los van alle polemiek, geef ik met plezier toe dat ik wederom erg genoten heb van de nieuwe Tarantino. Zijn films blijven mij hoe dan ook liggen. Hoewel ik Inglourious Basterds verkies boven deze, kan ik evenmin zeggen dat het zijn minste film is (welke voor mij nog steeds Kill Bill, Vol. 1 is). Alle ingrediënten zijn weer aanwezig: koelbloedig en excessief geweld, zenuwslopende dialogen, referenties aan obscure / cult films, een sterke cast (hoewel kleiner dan anders), een kitscherige soundtrack en de ultieme bevrediging van het 'in your face'-plot. Tarantino's eigenzinnige stijl is voor sommigen uitgemolken of zou zelfs nooit gewerkt hebben, maar gelukkig wordt het maken of kraken van films steeds minder voorspeld door marketing en de filmelite alleen - hoewel het een zeer traag, hardleers proces is. Moge Tarantino zijn films hiervoor de weg blijven vrijhouden.

Het debat rond de film is bijna even interessant als de film zelf. Zij het dat je voor het debat je kopje moet gebruiken, terwijl de film vooral beroept op het gevoel van awesomeness. Leonardo DiCaprio, Christoph Waltz, Jamie Foxx en Samuel L. Jackson blinken stuk voor stuk uit als helden of hatelijke schurken. De ene na de andere 'Fuck Yeah!'-scène stapelt zich op, onder meer met een hilarische Ku Klux Klan waarin we Don Johnson en Jonah Hill zien, een explosieve white trash scène met Tarantino zelf en een cameo-scène met Franco Nero (die de held speelt in Django (1966)). Veel nuance krijgen we, naar goede gewoonte, niet. De slechteriken zijn de slechteriken en worden geportretteerd als het summum van racisme of stupiditeit. Heerlijk hierin is dat de wetenschap ook een voltreffer krijgt: de (ondertussen verworpen) craniologie wordt aangehaald om de superioriteit van het blanke ras te legitimeren. Akkoord, toen was Popper er nog niet om met het belerende falsificatie-vingertje te wijzen, maar toch, de arrogantie van de wetenschap is van alle tijden en het is leuk om die een opdoffer te zien krijgen.

Dit wordt ongetwijfeld zo één van die films waar iedereen over praat. Indien je mee wil zijn zonder te moeten afgaan op wat men zegt, bekijk de film dan vooral zelf. Indien Tarantino je altijd al Siberisch koud heeft gelaten, doe dan geen verdere moeite. Ik zie met Django Unchained alvast geen 'volwassenwording' (alsof dat iets positief zou zijn) van Tarantino, noch zie ik een breuk met of een terugkeer naar zijn oudere werk. De film is denk ik alleen wat minder voorzien van hetzelfde soort legendarische materiaal zoals we dat zagen in zijn vorige films. Niettemin ben ik toch benieuwd welke dialogen en scènes van deze prent binnenkort in het collectieve geheugen gegrift zullen staan.

Een voorsmaakje:








































































maandag 28 januari 2013

La Cinquième Saison (2012)

Score:  10.0 / 10

Peter Brosens en Jessica Woodworth zijn zonder enige twijfel mijn favoriete regisseurskoppel waarvan de ene Belg is (Brosens) en de andere Amerikaanse (Woodworth). Dat zegt niets natuurlijk, want voor zover ik weet, hebben ze weinig concurrentie in deze categorie. Toch is het multinationale karakter van hun relatie het benadrukken waard, want als er één ding is dat hun stijl typeert, is het wel een appreciatie voor het multiculturele. 'Multicultureel' is uiteraard een aangebrand woord tegenwoordig. Je hoeft nog maar een film, boek of muziekgroep te labelen als 'multicultureel' en de halve rechterflank staat al klaar om er het stempel 'afgekeurd' op te zetten. Ik kan alleen maar hopen dat de strategische keuze om de film in Vlaanderen als Het Vijfde Seizoen uit te brengen, deze vooringenomenheid tegengaat.

Net als in Altiplano zijn Brosens en Woodworth erin geslaagd om een dromerig surreële, visueel adembenemende en muzikaal overdonderende film neer te zetten - een meditatieve trip voor de zintuigen als het ware. Eveneens is La Cinquième Saison van een sociale uppercut voorzien. De combinatie van een perfectionistische, gewaagde stijl en een thought-provoking socio-ecologisch verhaal, is vrij ongezien. Niet alleen in (semi-)Belgische cinema, maar ook op wereldvlak. Het is net daarom dat deze film voor mij nu reeds tot één van de absolute meesterwerken van deze eeuw behoort.

La Cinquième Saison is het slotstuk van een trilogie, na Altiplano (2009) en Khadak (2006). Hoewel ik Khadak nog steeds niet zag (mea culpa!), heb ik zo het vermoeden dat dit één van mijn favoriete trilogieën ooit is. Niet alleen is Altiplano in de voorbije jaren uitgegroeid tot de meest verbluffende (semi-)Belgische film die ik ooit zag, ook La Cinquième Saison is ongetwijfeld het beste wat ik bekeek in 2012. Omdat de film pas in 2013 haar officiële release kreeg, durf ik nu reeds te beweren dat dit zowat het hoogtepunt zal zijn dat we dit jaar in de cinema's te zien zullen krijgen.

De film speelt zich af in de Belgische Condroz - ondanks de meer exotische locaties van de vorige twee films (Mongolië en Peru) toch een uitstekend landschap voor de opzet van Brosens en Woodworth. Het verhaal vertelt namelijk over een mistroostig boerendorp dat slachtoffer wordt van stro dat niet meer brandt, hanen die niet meer kraaien, koeien die geen melk meer geven, bijen die niet meer bestuiven en gewassen die niet meer groeien. Deze agrarische nachtmerrie kent geen oorzaak. Het ecosysteem wil gewoon niet meer mee, that's it.

Nadat het dorp haar jaarlijkse 'Tonton Hiver'-verbrandingsritueel om de lente te verwelkomen mislukt, richten de inwoners hun ongenoegens naar de enige outsiders: de nomadische Pol (Sam Louwyck) en zijn gehandicapte zoon. Al snel worden zij als oorzaak aangeduid van de miserie van het hele dorp en staan offers op til. Brosens en Woodworth weten verontwaardiging op te wekken en wisselen dit af met surreële episodes uit het leven van enkele dorpelingen (waaronder een tragikomische Peter Van den Begin en zijn haan). Enerzijds is het allemaal fictie, maar anderzijds voel je sterk aan dat het meer is dan dat. 

Zo is het misschien toeval dat Pol de enige Vlaming in het dorp is, maar dat hij tevens een zigeuner is, wekt toch enige ironie op. Net als in hun vorige films, is het echter de huidige milieu-problematiek die het meest frappant naar boven komt. Zo gaf Woodworth te kennen dat enkele van haar inspiratiebronnen in het schrijfproces onder meer de melkcrisis, het wereldwijde uitsterven van bijen en het misbruik van giftige meststoffen waren. Brosens voegde er een citaat van Werner Herzog aan toe: "What have we done to our landscapes? We have embarrassed our landscapes!" De bewondering voor landschappen en natuur is een constante in hun werk. Of de Condroz hiermee een toerisme-injectie krijgt, valt nog af te wachten, maar de beeldregie spreekt in ieder geval tot de verbeelding.

De ecologische parabels van het regisseurskoppel gaan door merg en been. Zowel inhoudelijk als vormelijk. Dit soort cinema is dan ook meer een ervaring dan een gewoon filmbezoek. Superlatieven schieten te kort om te beschrijven wat ik voelde bij het zien van deze prent. Alles wat filmcritici The Tree of Life toeschreven (en mij integraal ontging), ervoer ik bij La Cinquième Saison. Ik kan alleen maar hopen dat de ervaring door sommigen gedeeld wordt.

Een voorsmaakje:




























 











































maandag 21 januari 2013

Kid (2012)

Score:  9.0 / 10

Dat de Belgische cinema de laatste jaren aan een opkomst bezig is, is ondisputabel. Dat België op vlak van film meer te bieden heeft dan de gebroeders Dardenne (of, godbetert, Jan Verheyen), eveneens. Of deze twee fenomenen garant staan voor kwaliteit, is een heel andere zaak. Los daarvan, is er een andere tendens waarneembaar: de opkomst van vrouwelijke filmregisseurs.

Een kort overzichtje... Patrice Toye maakte de symbolische weg vrij met haar Rosie (1998), later gevolgd door Nowhere Man (2008) en vorig jaar nog met Little Black Spiders (2012). Dorothée Van Den Berghe volgde in haar voetsporen met Meisje (2002) en enkele jaren geleden met My Queen Karo (2009). Ook oude rot in het vak Hilde Van Mieghem nam een klein decennium geleden het roer van haar eerste film in handen, De Kus (2004), en heeft er sindsdien nog twee aan toegevoegd: Dennis van Rita (2006) en Smoorverliefd (2010). Het is echter pas sinds enkele jaren dat we de ene na de andere debutante mogen verwelkomen: Caroline Strubbes Lost Persons Area (2009), Sophie Schoukens' Marieke, Marieke (2010), Kaat Beels' Swooni (2011), Fleur Boonmans Portable Life (2011), Ilse Somers' Weekend aan zee (2012) en Amélie van Elmbts La tête la permière (2012).

Het begint de vrouwen stilaan mee te zitten, zo blijkt. Voor mij is er evenwel één regisseuse die met kop en schouders boven al deze andere cineastes uitsteekt: de Londerzeelse Fien Troch. Met Een ander zijn geluk (2005) wist ze me al te intrigeren en mijn hart werd helemaal gewonnen met haar prachtige Unspoken (2008), maar met Kid toont ze zich een regisseuse van absoluut topniveau. Hoe weet men de tristesse en desolaatheid van de Vlaemschen boerenbuiten te vatten? Troch krijgt het voor mekaar. De beeldregie is niet alleen adembenemend mooi, ook de totaal onbekende acteurs weten een sfeer neer te zetten die authentiek en toch fictief is. De tijden waarin we overladen werden met platte boerenfilms zijn - gelukkig - voorbij. Niettemin zet Kid, na Rundskop, de nieuwe vorm verder waarin ze vandaag verschijnen.

Troch wist in interviews te vertellen dat deze prent uit het oog van de 7-jaar-oude Kid zou verteld worden, mede door frequent kikkerperspectief te hanteren. We kijken dan ook nauwgezet mee met deze jonge knaap doorheen de turbulente levensperiode die hij doorstaat. Daarin worden banale gebeurtenissen ervaren als grote obstakels, terwijl heuse trauma's - in eerste instantie - lijken gerelativeerd te worden. De onhandelbare Kid is ergerlijk, hilarisch en aandoenlijk tegelijk, herkenbaar en - misschien net daarom - gênant. Wanneer zijn depressieve moeder van het toneel verdwijnt, gaat zijn houvast mee in rook op. In wat volgt krijgen we ongefundeerde rebellie en naïef escapisme te zien, zoals alleen jonge kinderen dat ervaren.

Naast alle schreeuwerige gebeurtenissen in Kids leven, is de film toch opvallend stil en traag. Hoewel 'sereen' hier beter op zijn plaats is. De surreële episodes die we zo nu en dan te zien krijgen, zijn betoverend en dromerig - vrij ongezien in Belgische cinema (behalve bij het regisseurskoppel Brosens/Woodworth). Het eindresultaat is ongetwijfeld één van de beste, meest interessante en oprechte films uit ons landje. Dat er daarnaast een aangrijpende, beklijvende verhaallijn in zit (waardoor je geen 'beeld primeert op inhoud'-geval krijgt, eigen aan zowel arthouse als commerciële cinema), brengt de film nog een trede hoger. Met zware en melancholische thema's kan je bovendien al snel op de traanklieren gaan werken. Die aanpak is verleidelijk (*kuch* The Broken Circle Breakdown *kuch*), maar Troch weet eraan te weerstaan, ondanks de meeslepende en intrieste soundtrack.

Sereniteit van het hoogste niveau in een humoristische en droeve film, welke een nieuwe standaard zet voor Belgische regisseurs. Ik zou hem aan iedereen willen aanraden, maar vermoed en vrees dat de meesten 'sereniteit' zullen ervaren als 'saaiheid'. Prove me wrong.

Een voorsmaakje:








































































Trailer KID

zondag 20 januari 2013

Shadow Dancer (2012)

Score:  6.0 / 10

Wanneer ‘IRA’ en ‘spionagethriller’ in eenzelfde zin vermeld worden, sta ik niet meteen te jubelen. Dat was evenmin zo voor de nieuwe film van James Marsh, een regisseur die beter bekend is om zijn documentaires (Man on Wire en Project Nim) dan om zijn films (The King en het tweede deel uit de Red Riding trilogie).

De adaptatie van Tom Bradeys eerste roman - met gelijknamige titel - werd behoorlijk goed onthaald in de pers. Ik zag de meerwaarde ten aanzien van andere spionagefilms niet in. Tenzij je van het genre houdt, is Shadow Dancer niet meer dan een standaard zaterdagavondfilm op Canvas. Dat het hier gaat over een “IRA vs. MI5”-situatie zou nochtans voor enige politieke duiding kunnen zorgen, wat het geheel meteen een pak interessanter zou gemaakt hebben. Niets van dat.

We krijgen dan weer wel psychologische diepgang via de interne strijd van Colette, een jonge moeder die na een mislukte bomaanslag in Londen wordt opgepakt en de (non-)keuze krijgt om te werken als informante voor MI5 of de gevangenis in te gaan. Haar verantwoordelijkheid als moeder komt in conflict te staan met haar overtuiging als IRA-activiste. Hoewel Andrea Riseborough hier een schitterende acteerprestatie neerzet, blijft de interne strijd een veredelde weergave van de vele tv-drama’s die we wekelijks kunnen zien op Vitaya en Vijf.

Dat de IRA een populair thema is voor Britse / Ierse cinema en ze dus iets te veel vissen uit dezelfde vijver, zorgt ervoor dat deze thriller zich niet staande houdt in het overaanbod. Zeker omdat de concurrentie zo verpletterend sterk is. In the Name of the Father, Hunger, The Wind That Shakes the Barley, The Crying Game en Some Mother’s Son zijn stuk voor stuk films die zoveel meer te zeggen hebben over het thema dan Shadow Dancer doet. Akkoord, geen enkele van deze voorgaande films is een spionagethriller, maar misschien is net dat de reden waarom ze beter werken.

Ik begrijp met de beste wil van de wereld niet wat het is aan detective-, politie- en spionage-films en -series wat ervoor zorgt dat ze de laatste jaren weer zo populair worden. Misschien ligt het aan de Zweeds-Deense invasie sinds de Millennium-trilogie en The Killing, maar dat zou ik eerder verklaren als een remedie om de indigestie van Amerikaanse misdaadfilms en -series te verhelpen. Hoe het ook zij, het hernieuwde succes van dit genre staat als een paal boven water. Er valt zeker iets te zeggen voor de positie van Shadow Dancer hierin. Alle ingrediënten zijn er tenslotte: degelijke spanningsbogen, vage complotten en onverwachte plotwendingen. Combineer dit met een koele, beheerste atmosfeer en uitstekend acteerwerk, en je hebt inderdaad een film die door genrefans erg goed onthaald zal worden.

Het ligt dan ook aan mij. Er zijn nu éénmaal andere genres waar ik wilder van word. Niet om te zeggen dat deze film vervelend was, maar een diepe indruk liet hij evenmin na. De hele liefdeshistorie tussen Mac, gespeeld door Clive Owen, en Colette is bovendien een storende verhaallijn. Gelukkig was er een mooie plotwending om die storing om te zetten in een bevredigende uitkomst. Al bij al is Shadow Dancer een genietbare, zij het wat overbodige film die als ontspannende opvulling kan dienen tijdens een inspiratieloze avond.

Een voorsmaakje:








































































Trailer SHADOW DANCER

Kill List (2011)

Score:  6.0 / 10

Brit en opkomend talent Ben Wheatley wist met zijn tweede langspeler Kill List de pers te verleiden tot uitspraken als “a cult classic in the making” en “one of the best British thrillers in years”. Hoewel deze film bij ons enkel even in Brussel te zien was, meteen vergezeld van een release op blu-ray en dvd, waren de reacties hier eveneens vrij lovend (althans in De Morgen, Filmmagie en Focus Knack).

De film kan grofweg opgedeeld worden in drie delen. Het eerste half uur lijkt een standaard drama te zijn en doet - zoals in de pers en door Wheatley zelf reeds gezegd - denken aan Mike Leigh en Ken Loach films. Jay en Shel zijn een jong koppel met een zoon en heuse financiële problemen. Dit weegt op hun relatie en brengt hevige spanningen met zich mee, welke leiden tot een echtelijke uitbarsting tijdens een diner met hun beste vriend Gal en zijn vriendin Fiona. De conventionele aanvang krijgt al snel een zonderlinge toon mee wanneer Fiona een vreemd, occult uitziend teken krast op de achterkant van de badkamerspiegel.

Na deze lynchiaanse wending, ontpopt de film zich tot een hitman-thriller. Omdat Jay geld nodig heeft, stelt Gal hem voor om een opdracht als huurmoordenaar te aanvaarden - iets wat ze blijkbaar eerder deden. Het feit dat Shel hier mee instemt, moeten we er overigens maar bijnemen. Op de kill list die Jay en Gal krijgen van een mysterieuze oude man, staan drie namen: de eerste een priester, de tweede een bibliothecaris en de derde een parlementslid. Over hun achtergrond wordt weinig meegegeven, enkel dat ze allen iets op hun kerfstok staan hebben. De kijker wordt, in navolging van het eerste deel van de film, al snel geconfronteerd met cryptische dialogen en bizarre scènes. Dit creëert een akelige effect omdat men aanvoelt dat er iets abnormaals gaande is. Een gevoel dat telkens weer bevestigd wordt door de protagonist zijn reacties op wat er gezegd wordt en gebeurt.

De geheimzinnige ontwikkelingen vormen de film gaandeweg om tot een occulte horrortrip die doet denken aan The Wicker Man. Een bastaardkind van Quentin Tarantino en Michael Haneke, noemde Dave Mestdach (Focus Knack) het. Wetende dat Mestdach een broertje dood heeft aan Tarantino, is dit niet noodzakelijk een compliment. Ik herkende er daarentegen eerder de sfeer van Primer en Inland Empire in - hoewel lang zo sterk niet als de eerste en een stuk minder nonsensicaal als de tweede. De herkenning kan te maken hebben met de filmstijl, maar zal evenzeer liggen aan het hoge mindfuck-gehalte. Het uitblijven van enig zinnig antwoord na het slotstuk bijvoorbeeld. Net als bij Lynch is dit iets dat je pikt of niet.

Kill List is een film die aan de brutaliteit van Dead Man’s Shoes herinnert, alsook aan de manipulatieve techniek om de kijker op het verkeerde been te brengen, zoals in From Dusk Till Dawn, maar komt nergens in de buurt van één van beide films. Het kan afstomping en gewenning zijn natuurlijk, maar waarom zou een ervarener pers me dan ongelijk geven? Zoals zo vaak gebeurt, herken ik me dus niet in wat er geschreven wordt. Dat wil nog niet zeggen dat Wheatley geen boeiend regisseur is, laat staan te kort schiet aan creativiteit of inventiviteit, maar gewoon dat de film weinig effect had op mij - ook al intrigeerde hij wel.

Zij die houden van degelijke thrillers en horrorfilms, raad ik zeker aan deze prent een kans te geven. Verwacht echter geen ongezien of ongeëvenaard resultaat. Het mindfuck-gehalte is lang niet zo beklijvend of uitdagend als men zou geloven na de recensies gelezen te hebben. Desondanks kan de film wel tellen als tegengewicht voor het gros van de huidige Amerikaanse thrillers en horrorfilms.

Een voorsmaakje:








































































Trailer KILL LIST

Paradies: Liebe (2012)

Score:  7.5 / 10

Dit is het eerste deel van de Paradijs-trilogie van Ulrich Seidl. Liebe gaat over de robuuste 50-jarige vrouw Teresa die naar het ‘zon-zee-strand’-overgoten Kenia trekt als sekstoerist, alwaar ze valt voor de charmes van een mannelijke prostituee. Het tweede deel (verwacht in maart ‘13), Glaube, handelt over Teresa’s zus Anna Maria die haar paradijs niet vindt in Kenia, maar bij Jezus en hierdoor het huwelijk met haar man - een Egyptische moslim - op de spits drijft. In het laatste deel (verwacht in mei ‘13), Hoffnung, zien we Teresa’s 13-jaar-oude dochter Melanie, die op dieetkamp in de Alpen zit, verliefd worden op een 40-jaar-oude arts.

Seidl deed zijn reputatie als hyperrealist reeds op met Hundstage in 2001, maar Paradies: Liebe was mijn eerste kennismaking met hem. Zijn wezenlijke aanpak wekt een erg confronterend, niet zelden onbehaaglijk gevoel op. Hoewel het zoeken naar een paradijs centraal staat in de drie films, zien we dan ook dat de werkelijkheid vaak heel anders uitdraait. Ik hou van dergelijke ‘reality checks’ en kijk daarom alvast erg uit naar de volgende twee episodes.

De ster van deze film is ongetwijfeld Margarete Tiesel. Om je als corpulente vrouw letterlijk bloot te geven op het grote scherm, is niet zo evident in tijden waar photoshoplijven en anorexiafetisjisme het meest modieus zijn. Als volwaardige Rubensvrouw weet Tiesel dit modefenomeen te keren door haar naaktheid te profileren als het gelaat van een ware seksgodin. Het schaamrood komt echter niet enkel voort uit Tiesels acteerwerk. Ook de beachboys, welke gespeeld worden door plaatselijke prostituees, geven zich probleemloos bloot. De ongemakkelijke sfeer die gecreëerd wordt door het realisme enerzijds en het naakt anderzijds, zorgt voor een filmervaring die maar zelden voorkomt. Ze is tegelijk plaatsvervangend gênant, fascinerend en bewonderenswaardig.

Ook de inhoud, hoewel vrij traag opgebouwd, komt hard aan en weet toch aangrijpend en menselijk over te komen. Niemand blijkt ‘de goeie’ of ‘de slechte’ te zijn in dit verhaal van genot, lust, opportunisme en eenzaamheid. Misschien net daarom dat de climax van de film een kolonialistisch beeld provoceert waar elke gewetensvolle Westerling van over de nek gaat. Seidl weet hierin een drammerig moralisme te omzeilen, maar deinst er evenmin voor terug om de kijker een spiegel voor te houden (al dan niet bewust).

Een film die zeker niet voor iedereen weggelegd is omwille van de controversiële en gevoelige snaren die hij raakt. Wie van de meer indringende cinema houdt, zit goed bij deze Paradies: Liebe. De benarde sfeer zal daarentegen heel wat andere mensen afschrikken, vooral zij - om het even pedant te stellen - die zich veilig voelen in hun behaaglijke cocon.

Een voorsmaakje:








































































Trailer PARADIES: LIEBE

Tabu (2012)

Score:  4.5 / 10

Tabu was de grote winnaar van het Filmfestival van Gent in 2012. Een filmonderscheiding die tot één van de grootste in ons land behoort. En net daarom ben ik er nog steeds niet in geslaagd het te begrijpen. Vooreerst is de Portugese regisseur Miguel Gomes een volledig onbekende voor mij. Zonder veel reputatie toch zo goed scoren op de festivals, want ook op Berlinale viel hij in de prijzen, lijkt te suggereren dat deze film een pareltje moet zijn. Niets is minder waar.

Ten tweede is er de beeldverhouding. Het makkelijkst is dit uit te leggen aan de hand van een televisie. De oude vierkante schermen hadden een beeldverhouding van 4:3, de nieuwe breedbeeldschermen zijn standaard 16:9. Het eerste cijfer geeft het aantal eenheden in breedte weer, het tweede in hoogte. Dergelijke verhoudingen gelden ook voor de schermen in de cinema. Het equivalent van breedbeeld (16:9 dus) is in de zalen van een bioscoop vaak 1.85:1 of 2.35:1 (en kleine variaties hierop). Wanneer je een film in 4:3 bekijkt op een scherm dat normaliter 16:9 afspeelt, heb je aan beide kanten grote zwarte vlakken. In de zalen is dit niet anders. Tabu is hier een voorbeeld van. Met een beeldverhouding van 1.37:1 krijg je het effect van een vierkante projectie op een breedbeeldscherm. De bedoeling is ongetwijfeld om een retro-look te creëren. Allemaal goed en wel, maar de cinema’s van vandaag zijn de cinema’s van vroeger niet. De beoogde look mist daarom ook zijn doel en is bovendien uitermate storend.

Ten derde is er de verhaalstructuur. Opgedeeld in twee grote stukken, ‘Paradise Lost’ en ‘Paradise’, zorgt de film voor een weinig coherent geheel (nog los van de proloog en de epiloog). De overgang tussen beide delen gaat gepaard met opvallende stijl- en locatieveranderingen. In ‘Paradise Lost’ bevinden we ons in het huidige Lissabon en staat de relatie tussen de verzuurde oude dame Aurora, haar Kaapverdische dienstmeid Santa en hun buurvrouw Pilar centraal. De start van een degelijke dialoogfilm lijkt zich aan te bieden, maar jammer genoeg verzand het allemaal snel in een vervelende praatbarak. Nadien, in ‘Paradise’, maken we een flashback van vijftig jaar en zien we Aurora opgroeien in het koloniale Afrika. De dialogen vallen weg en een voice-over is de enige sprekende bron die we nog te horen krijgen. Dat beide delen enkel oppervlakkig met mekaar verbonden zijn, tenzij je jezelf verliest in overbodige speculatie, zorgt zoals gezegd voor een incoherente ervaring. Tot slot verdienen de filosofische proloog en epiloog een vermelding, hoewel ook deze weinig indruk nalaten.

De film fascineert niettemin ontegensprekelijk, maar is wat mij betreft veel te pretentieus en weet deze pretenties niet waar te maken. Ik hoef geen esthetische odes of filosofische lagen te zien in cinema. Wanneer deze niet bewegen of tot denken aanzetten, mag een film nog zo diep zijn als hij wil, mij krijg je er niet mee gewonnen. Wanneer je alle lovende kritieken leest over deze prent, zou je vermoeden dat Tabu nochtans voorziet in beroering of gedachtenprovocatie. Mij is het desondanks ontgaan… Dat er zo prat wordt gegaan op de diepzinnigheid van de inhoud, is voor mij dan ook een lofbetuiging die geen steek houdt.

Wanneer gerenommeerde filmfestivals dergelijke films bekronen, krijg ik er altijd een akelig gevoel bij. Om de overproductie aan popcornflicks te compenseren, lijkt het alsof het arthouse circuit zich steeds meer elitair gaat opstellen. Ik zag 12 van de 15 competitiefilms op het Filmfestival van Gent dit jaar. Tabu was voor mij de op-één-na minst interessante. Dit is een film die het louter moet hebben van zijn beelden, hoewel deze jammerlijk verloren gaan op groot scherm. Op uitzondering van doorwinterde cinefiele estheten na, raad ik deze film ten stelligste af. No, obrigado!

Een voorsmaakje:




























































































Trailer TABU

The Perks of Being a Wallflower (2012)

Score:  8.0 / 10

Een film die zich afspeelt begin jaren negentig en toch de huidige tijdgeest lijkt te omvatten. Toeval of niet? Ik heb het boek van Stephen Chbosky, eveneens de regisseur en scenarist van deze film, niet gelezen, dus blijft het antwoord hierop voor mij een onbekende. Dat de film zich profileert als een frisse teenerflick staat echter als een paal boven water. Moest het woord ‘hipster’ nog niet bestaan, het had voor deze film moeten uitgevonden worden - nog in het midden latend of dit positief of negatief is.

Wat eveneens vast staat, is dat we hier te maken hebben met een acteurscollectief van morgen. Allen zijn ze geboren ten tijde van wanneer deze film zich afspeelt, de early nineties. Zoals reeds enkele malen geopperd in de media, zijn Logan Lerman, Ezra Miller en Emma Watson stuk voor stuk acteurs waar we nog lang niet het laatste van gehoord en gezien hebben. Zoals steeds zal dergelijke media-aandacht werken als een self-fulfilling prophecy, maar in deze is het misschien wel gerechtvaardigd. Zowel Lerman, Miller als Watson weten te betoveren en krijgen het voor mekaar de warme dynamiek tussen hun personages over te brengen bij de gewillige kijker.

Muziek speelt ongetwijfeld een grote rol in deze film. Alleen daarmee weet hij al een groot deel van de huidige, alternatievere, jeugd te charmeren. Omdat het gaat over artiesten als The Smiths, Sonic Youth, Dexys Midnight Runners, Pavement, David Bowie, Air Supply, New Order, Morrissey, Joey Ramone, Crowded House en Cocteau Twins, kunnen we ‘jeugd’ tevens uitbreiden met de hele generatie die zijn puberteit beleefde bij het begin van de jaren negentig. Dat één van de mysteries in de film draait rond een zogezegd onbekend nummer (dat we op het einde te weten komen in een zijdelingse plot-onthulling), is met voorsprong de meest lullige verhaallijn voor al zij die van bij aanvang het nummer herkennen. We hoeven dit desondanks niet op te blazen, vermoedelijk zullen vele kijkers, net als de protagonisten, niet weten om welk nummer het gaat. En dan nog, de film staat of valt er niet bij.

Dat ‘hipster’ over de hele prent geschreven staat, suggereert een negatieve connotatie. Dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Met een ietwat cynische blik doorprik je inderdaad al snel de gekunstelde puberproblematiek en de psychologische hypotheses van de film. Adopteren we daarentegen een toegankelijkere visie, die plaats maakt voor wat adolescente introspectie en romantisch idealisme, is deze film een genot van begin tot einde. Ook al is dat einde nogal bij de haren gegrepen en kan je je, zelfs zonder cynisch te worden, afvragen of dergelijke wending nodig was. Ze voegt weinig toe en is hoogstens lauw provocatief.

Maar net omdat de film zo aandoenlijk is en, naar ik vermoed, sterk appelleert aan sommige 14- tot 18-jarigen, hoeven we geen hautaine houding te adopteren bij het zien ervan. De vele lof die hij kreeg, is soms best ridicuul en op z’n minst overroepen, maar misschien is dat wel net de manier waarop de huidige jeugd zich uitdrukt. En waarom niet? Als een film dergelijke sterke emoties weet op te roepen, is daar niets verkeerd mee - het blijft tenslotte een film. Daarenboven beschouw ik mezelf nog steeds als een deel van de huidige ‘jeugd’, hoewel in de achterste regionen, en voel ik de puber in mijzelf empathisch instemmen.

Right now, we are alive. And in this moment, I swear, we are infinite. Voor de één een banale platitude, voor de ander een sterk geladen levensles. Ik stel enkel vast dat de film een blijvende indruk nagelaten heeft (niet in de minste mate omwille van de voice-over epiloog), wat ik niet had verwacht enkele maanden geleden. Gemakkelijk verteerbare diepzinnigheid, een vleugje melancholische romantiek, het betere acteerwerk van jong-Hollywood, een nostalgisch-alternatieve soundtrack en puberale slapstick - de ingrediënten voor een cultfilm in wording en (voor mij althans) de eerste teener-indie-flick die me wist te charmeren sinds Juno. Aan te raden voor al zij die graag weer even jong willen zijn, alsook voor de muurbloempjes onder de pubers die op zoek zijn naar zelfherkenning. Wie geen zin heeft zijn cynische of volwassen bril af te zetten, blijft er evenwel beter op een afstand van - je mist niets.

Een voorsmaakje:









































































Trailer THE PERKS OF BEING A WALLFLOWER

Iklimler (2006)

Score:  6.5 / 10

Nuri Bilge Ceylan is ongetwijfeld één van de meest boeiende cineasten van Turkije. Zijn grote doorbraak kwam er met Uzak (aka. Distant) in 2002 en naar de opvolger, Iklimler (aka. Climates) uit 2006, werd reikhalzend uitgekeken. Ondertussen staan ook Üç Maymun (aka. Three Monkeys) uit 2008 en het bejubelde Bir Zamanlar Anadolu’da (aka. Once Upon a Time in Anatolia) uit 2011 op zijn palmares.

Iklimler werd niet enkel geregisseerd door Ceylan, hij zette er ook de hoofdrol in neer. Zijn vrouw en ouders werden eveneens gecast. Het acteren lijkt hierdoor erg naturel en soms zelfs confronterend realistisch. Het kan echter geen kwaad om ons bewust te zijn van Ceylans kunstzinnige aspiraties. Het oprechte acteerwerk is dus niet toevallig, de hele cast weet zeer goed waarmee ze bezig zijn. Door de illusie van spontaniteit te creëren, waar arthouse cinema meer moeite voor doet dan de doorsnee blockbuster, wordt een film ook meer vatbaar voor hiaten in het acteren. Deze zijn meer dan eens zichtbaar hier - niet in de minste plaats doordat de drammerige melancholische blikken soms ronduit gefabriceerd lijken.

Hoewel ik van Ceylan enkel Üç Maymun reeds zag, was zijn filmstijl daarin zodanig esthetisch, dat ik weinig moeite had om te aanvaarden dat zijn hele oeuvre minstens even knap zou zijn. De vergelijkingen met onder andere Andrey Tarkovskiy en Michelangelo Antonioni deden overigens goed hun werk. Weinig cinefielen zullen niet geïntrigeerd geraken door zo’n lovende recensies, ook al wordt op die wijze vaak louter de filmkennis geëtaleerd van zij die loven (dat is bij mij niet anders). Zelf zag ik niet één film van Tarkovskiy en maar één film van Antonioni (Blow-Up). Ik geef grif toe dat dit gaten in mijn filmcultuur zijn, maar zal me niet van de wijs laten brengen door andere cinefiele apologeten. Niettemin wekken dergelijke referenties nieuwsgierigheid op. Ze zorgden ervoor dat ik Üç Maymun bekeek en dat heb ik me niet beklaagd.

Hovaardige recensies ten spijt, herken ik zelf wel een knappe beeldregie wanneer ik ze zie. Ceylan verblufte me reeds met Üç Maymun en doet dit met Iklimler opnieuw. Eerlijkheid gebied me daarentegen te zeggen dat de trage narratief en de ‘in your face’ weemoedigheid van de protagonisten, interesse deden omslaan in verveling en apathie. Het kan aan mij liggen, maar ik voelde weinig tot niets bij deze film. Hij is deels een studie en deels een experiment in beeldtaal en dat wordt er beter meteen bijgezegd. Op enkele verrassende scènes na, vaak net dankzij de beeldregie, tufte de inhoud nergens heen. “Een portrettering van existentiële eenzaamheid”, werd gezegd. Ik heb duidelijk een andere film ervaren.

Daarenboven wist Üç Maymun een spannende verhaallijn te integreren. Hier wekt de relatieproblematiek tussen een professor en zijn jongere vriendin weinig beroering op. De volharding om het geheel uit te kijken, komt dan ook exclusief voort uit Ceylans esthetische finesse. In die zin is Üç Maymun een sterke stap vooruit. Ceylan zal desondanks nooit een regisseur worden die een groot publiek kan bevredigen. Iklimler toont dit zeer goed aan. Dit is cinema voor een klein, ingewijd publiek, of toch voor zij die beeld laten primeren op inhoud.

Een voorsmaakje:








































































Trailer IKLIMLER