maandag 16 december 2013

The Lunchbox (2013)

Score:  7.5 / 10

Indische cinema wordt nogal eens kortweg onder de noemer 'Bollywood' samengevat. Evenmin als alle Amerikaans films onder de Hollywood noemer vallen, geldt dat echter ook voor India. Neem nu de meester van de Indische underground cinema Quashiq Mukherjee en zijn onafhankelijke productiebedrijfje Overdose Joint, die in 2010 met Gandu één van de meest transgressieve films van het jaar maakte. Het is verbazend dat net zo'n film tot bij ons komt, terwijl het gros van alle Bollywood producties nooit in onze zalen gespeeld wordt, noch een dvd of blu-ray uitgave kent.

Of dat een jammere zaak is, is een vraag die we niet kunnen beantwoorden. Het is namelijk een deel van de filmwereld waar de meesten onder ons, waaronder ikzelf, geen idee hebben van de merites en kwaliteiten van de inheemse industrie (behalve datgene wat we erover gelezen hebben). Dat er zo nu en dan eens films met een Indisch sfeertje, zoals Slumdog Millionaire, The Best Exotic Marigold Hotel, Eat Pray Love en Life of Pi, bij ons gespeeld worden, doet daar niets aan af. Het is dan ook altijd interessant om eens zo'n Bollywood product in onze zalen aan te treffen. Het debuut van Ritesh Batra is er zo één van en poogt de leegte een beetje te vullen.

Om een idee te geven: in de voorbije vier jaren speelden er vier (vijf, als Midnight's Children wordt meegerekend) Indische films in de Belgische zalen, zij het met een zéér beperkte distributie. Er kan geargumenteerd worden - op basis van wat theoretische kennis en intuïtie - dat Gandu en I Am Kalam alvast niet de meest representatieve films waren voor Bollywood. De andere twee waren My Name Is Khan en Gangs of Wasseypur. De regisseur van deze laatste film, Anurag Kashyap, is ook de man die als producer optrad van The Lunchbox. Hij is, met zijn stempel op films als Satya, Black Friday, Dev.D, Udaan, Trishna en Tasher Desh, een beetje Bollywoods manusje-van-alles (regisseur, producer, scenarist, acteur). Misschien dat we, dankzij zijn volharding, wel eens wat meer Indische cinema te zien zullen krijgen in onze streken, al dan niet exclusief op filmfestivals. Wat pure commercie is in India, is bij ons namelijk nog steeds eerder alternatieve cinema.

The Lunchbox is een romantische komedie zoals je zou verwachten van Bollywood, zonder de liedjes. Saajan is een misantropische boekhouder die ei zo na voor zijn pensioen staat. Ila is een jonge moeder wiens man geen oog meer heeft voor haar. Wanneer ze het idee krijgt om haar man daags te verrassen met bijzondere kookkunst, komt ze op onverwachte wijze in contact met Saajan: de dabbawalla die de lunchbox tot bij haar man moest brengen, bezorgt hem per vergissing bij de norse boekhouder. Al snel geraakt Saajan betovert door de kookkunst, zeker nadat Ila zijn tweede maaltijd van een briefje voorziet. De twee geraken in de ban van elkaar, praten over het leven en over hun persoonlijke problemen. Waar dit in resulteert, blijkt niet zo cliché te zijn als je zou verwachten. Het eindresultaat is een knappe en ontroerende film over het leven in Mumbai, de gejaagdheid waarin velen gevangen zitten en de poging om te ontsnappen aan die dagelijkse realiteit (door te genieten van de kleine dingen des levens).

Dat de film een zekere affiniteit oproept bij ons, kunnen we voorzichtig afleiden uit de populariteit van The Lunchbox op het filmfestival van Gent, waar hij niet alleen de Canvas publieksprijs won, maar evenzeer op de tweede plaats eindigde van de Port of Ghent publieksprijs. Helemaal verdiend, vind ik. Misschien zou er in de toekomst wat meer ruimte mogen gegeven worden aan Indische films in Kinepoliscomplexen, kwestie van de Hollywoodfilms er wat in balans te houden.

vrijdag 13 december 2013

A Touch of Sin (2013)

Score:  7.0 / 10

Eén van de meest verrassende films van het jaar is misschien wel Jia Zhang-Ke's A Touch of Sin. In De Morgen, Cahiers du Cinéma, The New Yorker, The New York Times en op Film.com werd de film zelfs al opgenomen in de eindejaarslijstjes. "The most important filmmaker working in the world today", stelde filmjournalist John Powers in 2008. "Jia is simply one of the best and most important directors in the world", schreef Richard Brody hem in 2011 na. Een schril contrast met mijn eigen ervaring toen ik Still Life zag enkele jaren terug. Dat vond ik namelijk een vreselijk trage, nietszeggende semi-docu zonder veel inhoud.

Een mens kan veranderen uiteraard. Wist ik veel dat Zhang-Ke behoorde tot een generatie "underground" filmmakers die noch de middelen, noch de tijd hebben om grootse spektakelfilms te maken. Als je Chinese wuxia cinema gewoon bent, zoals Chen Kaige's The Promise en Zhang Yimous Hero, House of Flying Daggers en Curse of the Golden Flower, laat een film als Still Life weinig indruk na. Onterecht uiteraard, zeker wanneer je de materiële kant van de zaken bekijkt, maar dat neemt niet weg dat de spektakelfilms van de vijfde generatie Chinese cineasten meer aanleunen bij Westerse (lees: Hollywood) normen - en dat betekent meer ingang bij een Westers publiek, zo ook bij mezelf.

Met A Touch of Sin lijkt Zhang-Ke echter zijn, voor mij althans, grote doorbraak gemaakt te hebben. De sociale kritiek die de ondertoon vormt van zijn film, is misschien wel de meest bijtende die we konden aanschouwen in 2013. Terwijl de spektakelfilms een duidelijke breuk toonden, al was het maar door de productie, met de propagandacinema van communistisch China, vormt de underground cinema van o.a. Zhang-Ke, Wang Xiaoshuai (11 Flowers), Lou Ye (Spring Fever) en Wang Quan'an (Tuya's Marriage) een scherpe kritiek op het steeds kapitalistischer wordende China. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat veel regisseurs onder hen de vergetelheid in gecensureerd worden.

Die censuur zorgt er voor dat A Touch of Sin nog steeds geen release in China kende. Zoals Christopher Beam reeds opmerkte: het is ironisch dat een film die handelt over de gevolgen van onderdrukking, zelf het slachtoffer geworden is van onderdrukking. Gelukkig kregen wij de film reeds te zien op het Film Fest Gent en kende hij zelfs een officiële bioscooprelease via Cinéart (zij het enkel in Gent en Brussel). De film kreeg terecht unanieme bijval in zowat alle Vlaamse kranten en magazines en won op het Gentse filmfestival de Georges Delerue prijs voor beste muziek. Deze prijs houdt een distributiepremie van €25.000 in die ervoor zou moeten zorgen dat de film in minimum vijf zalen gespeeld wordt in Brussel en Vlaanderen - iets wat vooralsnog niet het geval is (de teller stopt bij drie: Galeries, Vendôme en Sphinx)...

A Touch of Sin vertelt vier afzonderlijke verhalen (deels geïnspireerd door echte gebeurtenissen) over een China in transformatie. De afstomping en eenheidsworst van het communisme hebben plaatsgemaakt voor kapitalistische eigenschappen: hebzucht, vervreemding, uitbuiting en morele leegte. De onderdrukking duurt voort, alleen in een ander jasje. Hierdoor komt Zhang-Ke dichter in de buurt van de ervaringswereld van de Westerse mens, want ook al is het kapitalisme hier minder rauw, de welvaartsmaatschappij blijkt niet te kunnen voorkomen dat zelfdoding, depressie, vereenzaming en futiel geweld schering en inslag zijn. Het is daarom niet moeilijk om enige affiniteit te vinden bij sommige van de verhalen / personages die Zhang-Ke schetst.

In het eerste deel zien we een mijnwerker en syndicalist die het corrupte stadsbestuur en de steenrijke en arrogante CEO van het bedrijf waarvoor hij werkt, niet meer duldt. Na enkele malen vernedert te zijn en onrecht van te dichtbij gevoeld te hebben, gaat hij over tot bloedige wraak. Het tweede verhaal vertelt over een migrantenarbeider die in de ban is van zijn nieuw verworven geweer. Nadat hij een overval weet te overleven, verandert hij binnen de kortste keren in een koelbloedige psychopaat. Verhaal nummer drie schetst een jonge receptioniste van een (x-)sauna die eens te veel door male chauvinist pigs wordt gekwetst en gekleineerd. Ze verliest haar geduld en ontpopt zich tot een regelrechte martial arts krijger. Het laatste verhaal gaat over een jongeman die van de ene in de andere job sukkelt, zonder ooit enige houvast en warme sociale omgeving te vinden. Zijn tragische lot vat het algehele gevoel van de film samen: er is geen geluk te vinden in het China (de wereld?) van vandaag.

Hoewel A Touch of Sin zonder veel twijfel tot de meer interessante films van het jaar behoort, zijn er ook enkele tekortkomingen. Zo duurt de film eigenlijk te lang, zeker na het eerste schitterende deel (wat verreweg het sterkste is van de vier). De lengte zorgt er voor dat Zhang-Ke's karakteristieke stijl niet verloren gaat, maar zonder een samenhangende narratief, heeft de kijkervaring nogal wat weg van vier (lange) kortfilms na elkaar te bekijken. Dat dit vormelijke aspect het inhoudelijke aspect wat ontmijnd is jammer. Een strakkere montage - "kill your darlings", schreef William Faulkner ooit - had kunnen bijdragen tot een meer resonante mokerslag en hoefde het filmische realisme zeker niet uit te hollen.

Hier en daar werd de film vergeleken met het extreme geweld uit Quentin Tarantino's films. Ik begrijp die analogie, maar zou liefhebbers van Tarantino op basis daarvan niet aanbevelen A Touch of Sin te bekijken - het zou de verwachtingen uit evenwicht brengen en hiermee Zhang-Ke's stijl onrecht aandoen. De film is namelijk veel meer gedoseerd en het brute geweld is beperkt tot de (anti-)climaxen van elk afzonderlijk verhaal. Bovendien is een vergelijking met Tarantino toch wat oneerbiedig, omdat Zhang-Ke inhoudelijk zoveel meer te vertellen heeft (en vormelijk al helemaal geen uitstaans heeft met Tarantino's stijl). Al wie verrast wil worden door knappe en fascinerende cinema, alsook één van de beste Aziatische films van het jaar wil zien, zit goed bij A Touch of Sin.

dinsdag 10 december 2013

Avant L'Hiver (2013)

Score:  6.0 / 10

In een land vol met boeiende regisseurs, zoals Jean-Pierre Jeunet, Leos Carax, Olivier Assayas, Cédric Klapisch en François Ozon, is het niet altijd even makkelijk om je eigen stempel te zetten. In het geval van Philippe Claudel lukt dat nog aardig. Alleen zijn zijn films zo vreselijk bourgeois, dat ik me niet geroepen voel om hem op te waarderen tot één van de betere cineasten uit Frankrijk.

Net zoals Denis Dercourt, die andere Franse bourgeois, zijn Claudels films veel te academisch. Dat hoeft op zich nog niet slecht te zijn, ware het niet dat Claudels semi-autobiografische films vooral doordrongen zijn van burgerlijke problematiek en moraal. Het is alsof je kijkt naar cinema die gemaakt is voor de Vrijzinnige Kerk. Zo ook zijn Avant L'Hiver, nochtans (of misschien net daarom) een publieksfavoriet op het recentste filmfestival van Gent.

In Claudels laatste staan de steenrijke neurochirurg Paul (Daniel Auteuil) en zijn stay-at-home vrouw Lucie (Kristin Scott Thomas) centraal. Beiden rond de zestig jaar en op de vooravond van Pauls pensioen, blijkt dat hun leven voorbij gevlogen is. De genietingen van goed te gaan eten, naar de opera te gaan, wandelingen op hun landgoed te maken en bezoekjes van hun ambitieuze zoon of enige vriend te krijgen, zijn eerder routine dan plezier geworden. Het is een materialistisch bestaan ten voeten uit, geleefd op automatische piloot. Tot op een dag dat dit patroon doorbroken wordt door een exotisch jong meisje dat Paul overal lijkt te volgen. Bovendien worden er om de zoveel tijd anonieme bloemboeketten afgeleverd aan Paul en Lucies adres. Het zijn deze ingrediënten die dienen om Claudels eerste thriller op te baseren.

Met Il y a Longtemps que Je T'Aime en Tous les Soleils maakte Claudel respectievelijk een melodrama en een tragikomedie. Ditmaal wil hij de suspense verkennen en dat lukt hem behoorlijk goed. Ook begint zich stilaan een afgetekende stijl en voorkeur te ontwikkelen doorheen Claudels werk. Zo neemt in Avant L'Hiver muziek een belangrijke bijrol in (cf. Tous les Soleils) en is Kristin Scott Thomas van de partij (cf. Il y a Longtemps que Je T'Aime). De meest opvallende en wederkerende eigenschap is echter Claudels inhoudelijke preferentie: de hoofd- en nevenpersonages zijn altijd academici en artsen. Hierdoor krijg je steeds een setting van burgerlijkheid die nooit in vraag wordt gesteld, maar eerder Claudels eigen leefwereld beschrijft. De enige kanttekeningen daarbij staan eerder ten dienste van het verhaal en worden alleen maar gemaakt van binnen het burgerlijke raamwerk zelf.

Zo lijkt het grijze leven van Paul eindelijk terug wat kleur te krijgen door de bizarre omstandigheden. Paul geraakt geïntrigeerd door de mysterieuze Lou en de bloemboeketten zonder afzender. Zodanig zelfs, dat hij terug de capaciteit om iets te voelen ontwikkelt, zij het dat het meer om compassie dan om wat anders gaat (uweetwel, dat gevoel dat liberale weldoeners verwarren met empathie). Deze gevoelens en emoties zijn niettemin van korte duur. Het lijkt een laatste kleine opflakkering te zijn alvorens de saaiheid en afstomping van het burgerlijke leven zich volledig meester maken van Paul en zijn omgeving. En dan... il n'y a rien que la mélancolie... Deze weemoedige, intrieste sfeer is meteen ook het hoofdbestanddeel van Avant L'Hiver.

Ik hou een erg dubbel gevoel over aan deze film. Enerzijds is het een knappe prent die een accurate schets geeft van de verstikkende burgerlijkheid zoals ook Michael Haneke dat wel eens doet. Anderzijds lijkt de film te suggereren dat melancholie vooral een luxegevoel is en wordt de burgerlijkheid nergens écht geanalyseerd. Mijn oordeel is dan ook eerder negatief, ondanks de bakken lovende kritiek van menig toeschouwer. Het feit dat sociaal-ontheemde grootgrondbezitters voor het eerst in decennia iets voelen en dat gevoel dan net melancholie moet zijn, is voor mij een ergerlijke nevenplotlijn. Zeker omdat het exact dat gevoel is dat de regisseur hoopt te bereiken bij de kijker (cf. de droeve Marokkaanse muziek die blijft nazinderen).

Ware het niet van de, alweer, uitstekende acteerprestaties van Auteuil en Scott Thomas, zou deze film me volstrekt koud gelaten hebben. Avant L'Hiver zal door velen wel gesmaakt worden, maar ik erger me te veel aan de pretenties en de vreselijk burgerlijke sfeer (zowel in inhoud als in stijl). Een verdienstelijke poging, meer niet.

Trailer AVANT L'HIVER

woensdag 4 december 2013

The Spectacular Now (2013)

Score:  8.5 / 10

Het zit James Ponsoldt niet mee wat Belgische bioscoopreleases betreft. Met The Spectacular Now zit hij reeds aan zijn derde langspeler en niet één ervan haalde de zalen. Smashed verscheen in België rechtstreeks op dvd in maart 2013 en The Spectacular Now is sinds enkele weken "On Demand" verkrijgbaar via de digitale televisie. Gelukkig kreeg die wel enkele vertoningen op het Gentse filmfestival.

De rode draad doorheen Ponsoldts films is alcoholisme. Wanneer je doelpubliek vooral uit jongeren bestaat, is dat misschien niet het meest verkoopbare thema. Als we de marketeers en kassuccessen mogen geloven, willen jongeren namelijk zuipfilms à la The Hangover (tot drie maal toe), Project X en 21 & Over zien. Niets mis mee, ware het niet dat dergelijke films ons door de strot geramd worden. Wie zegt dat The Spectacular Now niet dezelfde populariteit zou kennen, moest er evenveel geld tegenaan gesmeten worden? Met de scenaristen van (500) Days of Summer in de rangen, zou je al meteen straffe promo kunnen voeren.

Dat het commerciële klimaat films maakt of kraakt, is uiteraard niets nieuws. Alleen wil het bij sommigen nog niet helemaal doordringen dat wat er "vanzelf" op de markt komt bovendrijven, niet noodzakelijk de sterkste en meest kwalitatieve films zijn. Wie poen heeft, kan zelfs het grootste gort verkocht krijgen - mensen zullen het wel slikken, al was het maar met de ironische "ik weet wel dat het pulp is" knipoog. Tegelijkertijd hoeven we ons geen zorgen te maken: er zijn cinefielen en filmcritici genoeg die optreden als gatekeepers tot canonisering. Dat is natuurlijk niet voldoende. Een film als The Spectacular Now is te 'klein' om te concurreren met pakweg The Master, Inside Llewyn Davis of Gravity. Zo'n film komt zelden tot nooit in een welbekend filmcanon terecht. Daarom dat het internet de ideale plaats is om dergelijke films te waarderen, al dan niet door het opstellen en verspreiden van eigen canons via virtuele communities. Op die manier kan er weerwerk geboden worden aan de dominante (elitaire) filmcultuur enerzijds en aan de big business (die niets meer te zien heeft met enige vorm van filmcultuur) anderzijds.

The Spectacular Now verdient zo'n vermelding. Net als in Smashed (die er eveneens één verdient) is alcoholisme de rode draad doorheen de film. In tegenstelling tot Ponsoldts voorgaande werk, is The Spectacular Now echter ook een prent over opgroeien, adolescentie en vriendschap. Terwijl we in Smashed konden genieten van de uitstekende Mary Elizabeth Winstead (die hier in de bijrol van Sutters zus te zien is) en Aaron Paul, zijn het in The Spectacular Now de authentieke vertolkingen van Shailene Woodley en Miles Teller die de show stelen. Dat we Teller reeds kennen uit zuipfilms als Project X en 21 & Over is overigens een schitterende poging van de regisseur om die films te relativeren en zelfs ontmijnen: Sutter (Teller) is de alcoholicus van dienst en blijkt toch niet zo'n episch leven te leiden, ook al is het exact die illusie waarmee de film aanvangt.

Het gelijknamige boek van Tim Tharp uit 2008 vormde de basis voor het scenario, maar het terugkerende thema in Ponsoldts films verraadt toch een voorliefde om over alcoholisme te verhalen. Dat zijn laatste film dezelfde jeugdige melancholie als (500) Days of Summer, Ruby Sparks en The Perks of Being a Wallflower bevat, in combinatie met de ernst en bittere humor uit zijn voorgaande werk, maakt het zonder enige twijfel zijn meest toegankelijke film. Deze charmante, doch tragische cinema hoort alvast tot de betere dingen die ik zag in 2013. De afwezigheid van een waardige bioscooprelease is dan ook diep te betreuren.

What Maisie Knew (2012)

Score:  8.0 / 10

Dit jaar mocht Julianne Moore zichzelf in drie films bewijzen op het Film Fest Gent. Terwijl ze weinig indruk naliet in Carrie en het boeiendste personage in het voor de rest matige Don Jon neerzette, is What Maisie Knew zonder enige twijfel het sterkste stukje cinema van de drie. De nieuwe van Scott McGehee en David Siegel was dan ook een regelrechte publieksfavoriet.

Gebaseerd op het gelijknamige boek van de negentiende-eeuwse schrijver Henry James, bewijst What Maisie Knew, via een geactualiseerde adaptatie, nog steeds erg relevant te zijn. Het hyperindividualisme van vele ouders dat talloze scheidingen en verwaarloosde kinderen tot gevolg heeft, is vandaag vrij ongezien. Films die dat thema op een serieuze manier benaderen (i.e. zonder louter te appelleren op het moeder- of vaderinstinct), zijn daarom ook wenselijk.

Zes leden van het productieteam hadden hun naam reeds staan onder The Kids Are All Right. Dat werd niet geheel onterecht uitgespeeld in de marketing. Beide films bieden namelijk een zeer boeiende kijk op de sociale dynamiek van "moderne" families zonder ooit belerend of cynisch te worden.

De karakters die in zowel The Kids Are All Right als What Maisie Knew geschetst worden, doen soms denken aan personages uit conventionele familiedrama's. Met wat slechte wil kunnen we deze films dus afdoen als "veredelde tv-films". Dat zou echter impliceren dat tv-films op één of andere manier inferieur zijn. Zo zie ik het niet. Wat hoogstens te zeggen valt, is dat tv-films vaker beroep doen op onze pathos. Tv-films als Prayers for Bobby of Temple Grandin vertellen verhalen die heel sterk gefocust zijn op emotionele bevrediging en ontroering. In die zin zijn het makkelijke, doch effectieve films. What Maisie Knew past in dat plaatje. De standaard trucjes, zoals een sentimentele soundtrack en montage met fade-outs en slowmotion effecten, zijn dan ook aanwezig. Niettemin is de pathetiek niet zover doorgedreven dat snotteren de enige optie wordt.

What Maisie Knew wist me vooral aan te grijpen omwille van de verbluffende acteerprestatie van kindactrice Onata Aprile (Maisie). Zelden heb ik een jong meisje zo oprecht zien acteren. Dat zij omringd wordt door een uitstekende cast, waaronder Steve Coogan, Joanna Vanderham, Alexander Skarsgård en de reeds vermelde Julianne Moore, doet daar niets af. De hele film lang volgen we alles vanuit Maisies perspectief (ook al leidt dat soms tot vreemde sprongen in het verhaal) en word je meegetrokken in een tragische strijd om het hoederecht tussen rockster / moeder Susanna (Moore) en kunsthandelaar / vader Beale (Coogan). Maisies omgang met de ingrijpende veranderingen in haar leven, is buitengewoon geduldig. Die kinderlijke onschuld maakt haar des te breekbaarder en je moet al een hart van steen hebben om niet beroerd te raken. In de tussentijd hertrouwen haar beide ouders: Susanna met de jonge barman Lincoln (Skarsgård) en Beale met hun Schotse kinderoppas Margo (Vanderham). Al snel blijken Maisies stiefouders eveneens slachtoffer te zijn van het egocentrische gedrag van de ouders en komt er onverwacht een enorme verantwoordelijkheid op hun schouders terecht. Dat Maisie ondanks dit alles haar echte ouders doodgraag blijft zien, is een soort onvoorwaardelijkheid die je vandaag nog maar zelden ervaart.

What Maisie Knew weet door de uitstekende casting en dialogen de kijker een geweten te schoppen. Niet door de confrontatie met wat er allemaal kan misgaan wanneer een kind aan zijn lot overgelaten wordt, maar door de confrontatie met een schets van hoe onvoorwaardelijke liefde van kind naar ouders er uitziet. Wie niet houdt van pathetische cinema, zou ik eerder het (thematisch gelijkaardige) The Squid and the Whale aanraden. Wie daarentegen houdt van door en door menselijke cinema en niet bevreesd is om een sfeer van 'goedheid' en 'liefde' op te snuiven (weliswaar in een tragisch kader), raad ik aan om meteen prioriteit te maken van deze film.

maandag 2 december 2013

The Immigrant (2013)

Score:  6.5 / 10

Wie houdt van conventionele melodrama's zit zonder enige twijfel goed bij James Gray. Wanneer je fetisjacteur Joaquin Phoenix is, kan dat ook moeilijk anders - er zijn weinig Hollywoodsterren die melancholie zo goed belichamen. In Grays nieuwste is zowel zijn herkenbare stijl als Phoenix weer aanwezig. Ditmaal worden die aangevuld met een al even melancholische Marion Cotillard en een 1920s retro vibe. Of dat goede cinema oplevert, is vooral een kwestie van wat je verwachtingen zijn.

Wie We Own the Night en Two Lovers zag, weet wat te verwachten: een aangrijpend, tragisch portret van twee of drie hoofdrolspelers, gemarineerd in een weemoedige sfeer en bestaande uit een traditionele vertel- en beeldtechniek. Nooit echte tearjerkers, maar ook nooit echt diepgaande cinema. Het is een succesformule en James Gray houdt er zich aan. Ook in The Immigrant vinden we al die ingrediënten terug en dat levert een knappe schets op van New York in de 1920s - overigens een periode die door Boardwalk Empire en The Great Gatsby terug aan populariteit gewonnen heeft.

Ewa (Cotillard), een Poolse immigrante die in New York een nieuw leven wil beginnen, valt van het ene ongeluk in het andere. Dit niet in de minste plaats door Bruno (Phoenix), een louche ondernemer (lees: pooier) die Ewa een warme thuis wil geven - maar voor wat hoort wat uiteraard. Omdat Ewa's zieke zus Magda opgenomen werd op Ellis Island, wil ze New York niet verlaten. In de tussentijd wordt Ewa verliefd op Orlando (Jeremy Reiner), een goochelaar die met zijn show van stad naar stad trekt. De rivaliteit tussen Bruno en Orlando loopt al snel uit de hand en Ewa's leven wordt er steeds minder rooskleurig op. Weinig optimisme, maar het levert wel onderhouden en weemoedige cinema op, al was het maar door het bruingele kleurenpalet dat van het scherm druipt.

Ondanks de knappe film, bleef een echte emotionele opdoffer uit. In tegenstelling tot Two Lovers, heeft Gray een te grote afstand gecreëerd tussen publiek en protagonist. Hierdoor mist de film impact en blijft het een relatief oppervlakkig drama zonder veel nazinderend effect. Phoenix is daarentegen weer helemaal terug van weggeweest. Zijn carrière-break, die ophield met The Master en vooral ten dienste was van de docufilm I'm Still Here, heeft hem een des te boeiender aura opgeleverd. Hierdoor wordt The Immigrant meteen een interessantere film, voornamelijk voor Phoenix liefhebbers, zoals ikzelf. Fans van Cotillard mogen eveneens tevreden zijn, want haar rol als de Poolse Ewa, lijkt haar op het lijf geschreven.

Niettemin blijft het te conventionele cinema om indruk te maken. Dat dit een wederkerend probleem is van Gray, zal vermoedelijk betekenen dat de man nooit echt een grootheid zal worden. Wie echter houdt van sfeervolle en tragische films of gebeten is door het retrovirus dat nu ook officieel in Hollywood is doorgedrongen, zal zonder veel twijfel kunnen genieten van The Immigrant.

Carrie (2013)

Score:  1.5 / 10

Als er één soort filmadaptaties is waar ik over het algemeen niet naar uitkijk, zijn het wel bewerkingen van Stephen King literatuur. Zeker niet als het om een remake gaat van een al eerder verfilmd boek. Carrie was dan ook vooral een goedkoop verzetje op het Gentse filmfestival. Kimberly Peirce, die bekendheid vergaarde met Boys Don't Cry en Stop-Loss, maakte van haar derde langspeler een overbodige aanvulling op het nog steeds groeiende repertoire van King verfilmingen.

De King adaptaties die echt de moeite zijn, zijn relatief schaars. Van de zeventigtal pogingen (in serie-, tv-film- of langspeelfilmformaat), denk ik in de eerste plaats aan The Shining, Stand by Me, Misery, The Shawshank Redemption en The Green Mile. Daarnaast zijn veel van Kings eerste verfilmingen, zoals o.a. Carrie, Salem's Lot, Creepshow, Cujo, The Dead Zone, Christine, Children of the Corn, Silver Bullet, Maximum Overdrive, Pet Sematary en It, best de moeite voor horror- en b-film liefhebbers. Van de latere adaptaties zijn enkel Dolores Claiborne en The Mist het vermelden waard. De tv-series waar Kings naam onder staat, zijn momenteel Haven en Under the Dome, hiermee de tv-serie van The Dead Zone opvolgend - geen van alle is / lijkt het aanbevelen echt waard. Zelf hoop ik nog altijd dat HBO of Netflix aan The Dark Tower serie zal beginnen, maar dat zal (jammer genoeg) niet voor onmiddellijk zijn. Tot slot kan nog aangehaald worden dat menig groot (horror)regisseur zich al aan King waagde: Brian De Palma, Tobe Hooper, Stanley Kubrick, George A. Romero, David Cronenberg, John Carpenter, Rob Reiner, Bryan Singer, Mikael Håfström en, misschien wel de meest succesvolle van allen, Frank Darabont.

Zoals kan afgeleid worden uit het vorige korte overzicht, is een remake van Carrie niet meteen iets waarop de wereld moet zitten wachten. Na het zien van de film, werd ik daarin alleen maar bevestigd. Terwijl de originele adaptatie van De Palma nog als een cultfilm kan gelden (met een memorabele Sissy Spacek in de rol van Carrie), is dat voor deze nieuwe versie in de verste verte niet zo. Chloë Grace Moretz is hilarisch en volstrekt ongeloofwaardig als het rosse duivelskind, terwijl Julianne Moore een schrijnende prestatie op automatische piloot neerzet als doorgeslagen bijbelzeloot. Kings boek staat net zo sterk omdat het ingaat op de psychologische terreur die religieus fanatisme kan teweegbrengen bij een kind. Peirces versie heeft eerder iets van een slechte grap die hoogstens wat poogt te zeggen over verregaande puberale pesterijen. Misschien een film die appelleert aan een jonge generatie horrorliefhebbers, maar ik zou het eerlijk gezegd betreuren moest dit de nieuwe standaard worden in het genre. Het is duidelijk dat Peirce zich beter kan houden aan sociaal bewogen cinema, zoals haar voorgaande werk, in plaats van horror.

Deze film heeft niets te bieden en wordt zelfs makkelijk afgetroefd door zijn eigen promo-campagne. Er valt zelfs zodanig weinig te zeggen, dat een recensie over de nieuwe Carrie meer baat heeft bij een opsomming van geslaagde King-adaptaties dan aan een bespreking van de film zelf. Bij deze.