donderdag 21 november 2013

Gravity (2013)

Score:  9.0 / 10

De meest geliefde blockbuster van het jaar? Guilty pleasure van zowat elke cinefiel? Een instant-klassieker uit 2013? Of... de meest overgewaardeerde prent die we in lange tijd gezien hebben? Het nieuwe hoogtepunt van lege en zinloze Hollywood bombast? Een evidente love to hate film? ... Wie zal het zeggen? Feit is dat Gravity niet onbesproken is. Met een regisseur als Alfonso Cuarón kan dat ook moeilijk anders.

Het budget van $100 miljoen maakt dit ongetwijfeld tot één van de duurste producties van het jaar. Hoewel Gravity niet eens de top 5 haalt - die bestaat momenteel uit The Lone Ranger, Man of Steel, Oz the Great and Powerful, Iron Man 3 en World War Z (alle over de $200 miljoen) -, is het overduidelijk dat dit stukje cinema geld gekost heeft. Veel geld. Het is moeilijk om uit te maken of de film dat waard was. Vermoedelijk is geen enkele film dat. En toch... Toch laat dit in het geval van Gravity geen wrang gevoel na. In die zin slaagt de film wonderbaarlijk in zijn opzet: entertainment voor de massa, met of zonder geweten.

Wanneer je Cuaróns Children of Men en de bijhorende documentaire The Possibility of Hope (met o.a. Slavoj Žižek en Naomi Klein) ziet, vraag je je echter af op welke manier hij dergelijke immense kost verantwoordt... Misschien moet ik Cuaróns "artistieke vrijheid" maar gewoon aanvaarden - welke decadente uitgaven hier ook mee gepaard gaan. Het wekt een cynische ingesteldheid op die alleen maar kan vergeten worden door de film los te koppelen van zijn materialiteit. Met andere woorden: door irrationeel de materiële relatie te ontkennen, door gemakzucht te laten zegevieren en door dergelijk entertainment te aanvaarden als iets dat geen potentieel subversief karakter in zich heeft. Enkel als we dat doen en kunnen, is Gravity een absoluut hoogtepunt van technologisch gestuurde filmesthetiek en escapistisch popcornvertier. Ondanks de tweestrijd moet ik dus toch bekennen dat de cinefiel in mij de bovenhand haalt op de moraalwetenschapper.

Cuarón is een regelrechte klasseregisseur die nog niet één slechte film maakte (het wat mindere Great Expectations te na gelaten). Met de Mexicaanse indies Sólo con Tu Pareja en Y Tu Mamá También en de schitterende kinderfilms A Little Princess en Harry Potter and the Prisoner of Azkaban bewees hij al veel van zijn kunnen. Het was evenwel pas met het post-apocalyptische meesterwerk Children of Men dat hij de harten van menig filmliefhebber veroverde. Ondertussen is hij een gevestigde naam in het filmcircuit.

Eén van Cuaróns handelsmerken zijn long takes, wat hij reeds in de kortfilm Parc Monceau, als onderdeel van Paris, Je t'Aime, uitvoerig bewees. Dat dit maar een voorbode was van wat we de eerste twintig minuten van Gravity te zien zouden krijgen, had niemand durven dromen. De long take waarmee Cuaróns nieuwste aanvangt, is namelijk visueel verbluffend en nagenoeg ongezien. Het bewijst vakmanschap, affiniteit met het medium en de wil om zijn stempel te drukken op de filmgeschiedenis. Dat James Cameron, nog zo'n filmtechneut, vol lof en enthousiasme sprak over Gravity, zal Cuarón ongetwijfeld ook geen windeieren leggen. De film bracht inderdaad al bijna het zesdubbele op van wat hij kostte. Dan toch een goede investering?

Gravity heeft inhoudelijk weinig om het lijf: twee astronauten (gespeeld door George Clooney en Sandra Bullock) zijn na een botsing met brokstukken van satellieten op dool in de ruimte, wat volgt is een strijd tegen de natuurwetten om terug veilig op de Aarde te geraken. Je raadt het al, omwille van het verhaal hoef je alvast niet te gaan kijken. Maar dat was ook zo met Avatar, die vorige natte droom van talrijke filmtechneuten. Gravity is dus in de eerste plaats een film die je moet beleven en dat vereist dat je niet alleen de materiële decadentie aanvaardt, maar ook meegaat in de simplistische verhaallijn. De beste plaats waar dit tot zijn recht komt, is de bioscoop. De donkerte en grootte van de cinemazalen in combinatie met het diepte-effect van de 3D (ik ben vooralsnog niet bereid om toe te geven dat die in Gravity wel eens een meerwaarde zou kunnen zijn), zorgt voor een intense, extreem spannende filmervaring die de immensiteit en leegheid van de ruimte akelig voelbaar maakt. Het valt te betwijfelen of de film ooit datzelfde effect zal bereiken op de televisie in je living, laat staan op het computerschermpje van je laptop terwijl je languit op bed ligt. Ook hier slaagt de film dus in zijn opzet: de bioscopen terug een uniek karakter meegeven - iets wat sinds de digitalisering in de verdrukking geraakt was. Cuarón zorgt ervoor dat je Gravity ervaart als een ritje op een achtbaan, zodat je met plezier een tweede maal wil gaan aanschuiven (en betalen).

Ik heb niet dezelfde ervaringen als Buzz Aldrin en Frank De Winne en zal dus geen uitspraak doen over het realistische karakter van de film (dat door astronaut Mark Kelly en NASA-expert Zeb Scoville dan weer in twijfel getrokken werd). Hooguit kan ik zeggen dat het voor iemand die niet in de ruimte is geweest, heel echt aanvoelt. Wie zich openstelt voor dit stukje cinema, krijgt een vrij ongeëvenaarde filmervaring in de plaats. Gravity zal niet iedereen plezieren; aan te raden is hij dan ook alleen voor zij die de film willen ondergaan.

Trailer GRAVITY

Ain't Them Bodies Saints (2013)

Score:  6.0 / 10

David Lowery mocht dit jaar twee films in Belgische première zien gaan op het Film Fest Gent. Hij stond, naast Shane Carruth, in voor de montage van het visueel spectaculaire Upstream Color en hij mocht zijn tweede langspeler voorstellen: Ain't Them Bodies Saints.

Dit jaar kreeg de Amerikaanse onafhankelijke cinema een centrale plaats op het filmfestival. Zeer terecht, want het is niet omdat de VS van de meest megalomane, commerciële zooi produceert in het filmwereldje, dat er ook geen schitterende films gemaakt worden. De afbakening tussen Hollywoodfilms en andere Amerikaanse films, tussen onafhankelijke cinema en cinema afkomstig van de monsterstudio's en tussen commerciële releases en arthouse releases, is echter niet altijd even duidelijk omdat er steeds wel ergens een conglomeraat tussen zit (via montagestudio's, distributienetwerken, aandelen in kleine / lokale studio's, financiering, etc.). Het heeft dan ook weinig zin om films te screenen hierop vooraleer je ze ziet, omdat geen enkel onderscheid een garantie geeft om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Beter is het kijken naar wat er bijvoorbeeld op de Sundance / Slamdance, Austin en New York Film Festivals passeert of wie er Gotham Awards opstrijkt.

Ain't Them Bodies Saints scoorde zowel op Sundance als op de Gotham Awards. Dat wil iets zeggen. Lowery kon tevens beroep doen op o.a. Rooney Mara, Casey Affleck, Ben Foster en Keith Carradine om zijn film naambekendheid mee te geven. Combineer dat met visuele vakkundigheid, een knappe soundtrack en een Amerikaanse western ethos en je krijgt een gegarandeerde succesformule. Alleen is het zogeheten 'Lovers on the Lam'-genre al ruimschoots verkend in veel betere en meer memorabele films zoals Natural Born Killers, Thelma & Louise en - tja, ik kan er niet om heen - Badlands. Ook al riep Dave Mestdach in Focus Knack op om Ain't Them Bodies Saints niet te vergelijken met Malicks debuutfilm en zou Lowery zelfs niets liever willen, mij lijkt dit een vrijwel onmogelijke opgave voor mensen die Badlands reeds zagen. Lowery zal moeten inzien dat zijn film het onderspit moet delven in een afweging. Ik juich echter, net als Mestdach, dergelijke Amerikaanse independentcinema toe, maar vind dat er dit jaar op het Film Fest Gent wel betere films te zien waren in die categorie (zoals The Retrieval, Upstream Color, Short Term 12, The Spectacular Now, Night Moves, Fruitvale Station en As I Lay Dying).

De acteurs weten de film niet te redden, ook al valt er niets aan te merken op hun prestaties. Casey Affleck zagen we al minstens even goed in The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford, Gone Baby Gone en The Killer Inside Me en Rooney Mara zal na deze film niet minder bekend staan als Lisbeth Salander uit The Girl with the Dragon Tattoo. Ze zetten dan wel een knap samenspel neer en er is zeker een passionele chemie te bespeuren tussen Bob (Affleck) en Ruth (Mara), maar niets dat de tand des tijds zal doorstaan, vrees ik. Er kan tevens heel wat positiefs gezegd worden over de beeldregie en de muziekscore, zij het dat het allemaal weinig verschil zou maken in het eindverdict: de film is gewoon té conventioneel en het verhaal is té standaard.

Ain't Them Bodies Saints is een aanrader voor iedereen die houdt van een onderhouden genrefilm, maar wie meer zoekt in cinema dan louter knap gefilmd, gecomponeerd en geacteerd entertainment, zit verkeerd. Mijn conclusie kan samengevat worden als "esthetisering van Amerikaans hyperindividualisme" - en ik gebruik individualisme niet met een negatieve connotatie hier, alleen is het een eigenschap van 'Lovers on the Lam' films waarvan ik vermoed dat het gewoon meer affiniteit oproept aan de andere kant van de oceaan...

Trailer AIN'T THEM BODIES SAINTS

maandag 18 november 2013

La Vénus à la Fourrure (2013)

Score:  9.5 / 10

Misschien wel één van de sterkste films van het Film Fest Gent '13, was de nieuwe van Roman Polanski. Na zijn comeback in 2002 met The Pianist, bleven de echte kleppers uit. Oliver Twist werd erg lauw onthaald. The Ghost Writer was wel een favoriet bij vele critici, maar ik denk dat Polanski's arrest in 2009 meer bijdroeg tot het succes dan de film zelf (die vooral aantoonde dat genrefilms over het algemeen vreselijk saai zijn). Carnage was dan weer een kleine, intieme film - wat mij betreft zijn beste sinds The Pianist. Opvallend is dat Carnage een voorbode was op Polanski's La Vénus à la Fourrure (ofte: Venus in Fur).

Polanski heeft een oeuvre dat vol staat met adaptaties van romans (Rosemary's Baby, Le Locataire, Tess, Bitter Moon, The Ninth Gate, The Pianist, Oliver Twist en The Ghost Writer) en theaterstukken (The Tragedy of Macbeth, Death and the Maiden en Carnage), maar met La Vénus à la Fourrure is hij toe aan zijn eerste adaptatie van zowel roman (Leopold von Sacher-Masoch) als theaterstuk (David Ives). Ives vertaalde Masochs controversiële boek naar het theater in 2010 en hielp Polanski om datzelfde stuk om te zetten naar een filmscenario. Omdat ik noch met het boek, noch met het theaterstuk bekend ben, kan ik weinig kwijt over de kwaliteit van de adaptatie.

Markies de Sade en Leopold von Sacher-Masoch zorgden met hun literatuur (en namen) voor het ontstaan van de woorden 'sadisme' en 'masochisme'. De Sade inspireerde onder meer provocatieve meesterwerken als Buñuels L'Âge d'Or en Pasolini's Salò o le 120 Giornate di Sodoma. Nu is het de beurt aan Masoch, die Ives en Polanski voorziet van uitstekend materiaal om het complexe sadomasochistische spel tussen twee individuen te dissecteren. Dit levert niet alleen erg uitdagende, maar ook intrigerende en opzwepende cinema op.

Thomas (Mathieu Amalric) is een regisseur van middelbare leeftijd die met La Vénus à la Fourrure een nieuw theaterstuk brengt. Alleen wil de casting niet zo vlotten. Tot als Vanda (Emmanuelle Seigner) komt binnengelopen, een actrice die vooral heel erg naïef en nogal theatraal overkomt. Thomas wil zijn dag beëindigen, maar Vanda staat erop dat ze eerst nog even wil solliciteren. Met een verleidelijk uiterlijk en een - niet toevallig - gelijkaardige naam (ze komt namelijk solliciteren voor Vanda, één van de twee hoofdpersonages uit Masochs boek), weet ze Thomas te overtuigen even langer te blijven om haar een kans te geven. Met tegenzin stemt hij in en nog voor je het weet, begint de spanning te stijgen, keren de rollen zich om (en weer om, en weer om,...) en heb je als kijker alleen maar het raden naar de afloop. Met een hoge portie humor, zelfrelfectie en meta-kritiek, loodst Polanski je mee door de vage vaarwateren waarin de rollen van meester(es) en slaaf nooit duidelijk afgelijnd zijn.

De lichtheid en de gevatte dialogen waarmee de film voortschrijdt, doen niet zelden denken aan Carnage. In deze prent gaat Polanski echter nog wat verder: het decor en de locatie zijn nog beperkter en het aantal acteurs is gehalveerd. Minimalistische cinema moet dus niet altijd vertaald worden in fotografische of non-narratieve cinema, ze kan ook zeer nadrukkelijk op dialogen (cf. de Before-trilogie of Tape) of spanningsopbouw (cf. Buried of All Is Lost) gefocust zijn. De dialogen in deze film wisselen voortdurend tussen fictief (letterlijke dialogen uit La Vénus à la Fourrure) en realiteit (de dialogen tussen Thomas en Vanda, geschreven door Ives / Polanski), waardoor je als kijker gedwongen wordt te beseffen naar welk soort medium je aan het kijken bent. Deze meta-narratief wordt gepaard met episodes van zelfreflectie. Zo stelt Vanda de relatie in vraag tussen de schepper (Thomas, als regisseur) en zijn schepping (de adaptatie van Masochs boek tot een toneelstuk): zit er niet altijd een uiting van jezelf in je creatie, die de eigenheid ervan garandeert, maar tevens je aspiraties verraden? Geldt dit dan ook niet voor Polanski zélf? Castte hij immers niet zijn eigen vrouw (Seigner) in de rol van Vanda? En wat met de fysieke gelijkenis tussen Polanski en Amalric? Wil Polanski ons hier iets vertellen? Of speelt hij net met de idee (i.e. "aanwezigheid van de schepper in de schepping") die hij in vraag stelt via Vanda?

Met La Vénus à la Fourrure maakte Polanski niet alleen een fantastische film voor cinefielen, maar ook voor literaire en kunstfilosofische critici. Het is een zeer zelfbewust werk dat een postmoderne narratief gebruikt en sterk kan appelleren aan al zij die houden van intelligente dialoogcinema of van de microscopische nuances die de menselijke verhoudingen van meester naar slaaf doen veranderen en weer terug. Deze film is een ode aan bevrijde seksualiteit, aan vrouwelijkheid, aan machtsanalyse en aan zelfbewustzijn. Hulde!

dinsdag 12 november 2013

I'm the Same, I'm an Other (2013)

Score:  1.0 / 10

Zoals ik vele maanden geleden al eens aanhaalde in de recensie van Kid, is er een heuse opkomst bezig van vrouwelijke filmregisseurs in België. Caroline Strubbe bleek geen eendagsvlieg te zijn en komt met I'm the Same, I'm an Other (sic?) aandraven met haar tweede langspeler (die ook het tweede deel uit een trilogie is). Jammer genoeg is deze film een complete misser...

Wanneer een film zich in de eerste plaats toelegt op fotografie en hiermee dialoog overbodig wil maken, neem je het risico je kijker te verliezen. Zeker wanneer de kijker in de eerste plaats een film wil zien en geen reeks knappe plaatjes. Ik heb me meerdere malen afgevraagd of Strubbe en haar cameraman David Williamson niet beter een foto-expositie zouden gehouden hebben. Of nu de film er toch is, waarom hem dan niet projecteren in de context van zo'n expositie? Fotografie en film zijn twee soorten media - wanneer het laatste wordt gereduceerd tot het eerste, haak ik negen op tien af. Experimenteel of niet.

Ik juich meer experimentele cinema in België nochtans erg toe en heb dus ook alle bewondering voor deze tweede van Strubbe. Zoals gezegd, is het echter niet het soort filmexperiment waar ik warm van loop. Niet omdat fotografische cinema vaak meer inspanning vraagt van de kijker, noch omdat die over het algemeen een stuk trager is en zelfs niet omdat suggestie boven dialoog geplaatst wordt. De simpele reden is gewoon omdat de film volstrekt niets te vertellen had. Strubbe wou een ambigue prent maken en weigerde dan ook te antwoorden op de vraag waar de film nu écht over ging. Hoewel ik die houding kan appreciëren, werd de beoogde ambiguïteit door mij vooral ervaren als saaiheid. Het gegeven dat er twee mensen uitstekend stonden te acteren, ontging me daardoor integraal. Sereniteit en emotionele impact maakten bij mij plaats voor ergernis en een bijna hysterische euforie toen de aftiteling begon.

I'm the Same, I'm an Other vertrekt waar Lost Persons Area eindigt. Onmiddellijk stelt zich hiermee de vraag: moet je de eerste gezien hebben om de tweede te kunnen appreciëren / begrijpen? Volgens Strubbe en een testpubliek luidt het antwoord een duidelijke "neen". I beg to differ. Wanneer je de tweede film ziet zonder de eerste gezien te hebben, is de suggestiviteit vreselijk irritant, mist hij elke vorm van spanningsopbouw en verliest hij bovendien de mogelijkheid tot inlevingsvermogen met de personages. Wanneer je de eerste film daarentegen wel gezien hebt (zoals ik achteraf gedaan heb), kan je de tweede film in perspectief plaatsen en hem daardoor ook op een andere (mijns inziens betere) manier waarderen. In die zin maakte Strubbe twee films in één. Misschien dat dat haar grootste verdienste is, ook al was ik er zelf de dupe van. Hoe het ook zij, na twee uur kijken naar de nietszeggende (pun intended) interactie tussen Szabolcs en Tess in I'm the Same, I'm an Other, is het een moedige stap om Lost Persons Area een kans te geven - al zeg ik het zelf. Die voorziet gelukkig een welkome duiding bij de nodeloze dubbelzinnigheid van Strubbe's laatste. Het mag misschien vreemd klinken, maar daardoor is mijn interesse in het derde luik tóch gewekt.

Op Cinevox werd de ambiguïteit van de film verkocht als: "Je moet het willen zien en je moet er rijp genoeg voor zijn." Het is moeilijk om hier als doorwinterde cinefiel geen aanstoot aan te nemen en het lijkt me bovendien onfair ten aanzien van Strubbe om op die wijze haar film te promoten. Als ik dat lees, lees ik namelijk: "I'm the Same, I'm an Other, een vreselijk pretentieuze prent van een elitaire kunstpurist." Nochtans heb ik niet het gevoel dat Caroline Strubbe een dergelijk aura over haar heeft hangen. Het gaat niet om "het willen zien" (de bereidwilligheid was er), noch om "er rijp genoeg voor te zijn" (elitarisme ten top!), maar om datgene waar je zélf naar op zoek bent in film. Dat hangt niet alleen af van het moment of de omgeving. Het heeft ook te maken met je verwachtingen van en je affiniteit met het medium. I'm the Same, I'm an Other weet mij totaal niet te boeien. Omdat ik dat los zie van de verdienstelijkheid van het experiment en de meerwaarde in het Belgische filmlandschap, zijn dat geen bepalende factoren in mijn afweging van de film. "Rijpheid" lijkt dan ook vooral een commercieel trucje om pedante cinefielen aan te sporen naar dit werk te gaan kijken of om onervaren kijkers het gevoel te geven "erbij te horen" (waarbij?). Welja, elitarisme verkoopt natuurlijk, dat weten ze bij Cinevox maar al te goed (*kuch* BNP Paribas / Fortis *kuch*).

Aan zij die de film een kans willen geven: hou er rekening mee dat hij op het Film Fest Gent '13 vrijwel helemaal onderaan hing te bengelen in de publieksranking (tot na de voorstelling met de live uitvoering van de soundtrack, waardoor hij uiteindelijk toch nog op de 69ste plaats van de 86 films eindigde) en dat tijdens de persvoorstelling minstens dertig mensen de zaal verlaten hebben - wat voor zover ik weet het record was op dit jaars filmfestival...

vrijdag 8 november 2013

Omar (2013)

Score:  8.0 / 10

Op het Film Fest Gent dit jaar waren de twee zijdes uit het Israël-Palestina conflict vertegenwoordigd. Voor Israël was er Rock the Casbah van Yariv Horowitz en Palestina bracht ons Omar van Hany Abu-Assad. Zij die dat eindeloze conflict stilaan moe zijn, zijn alvast beter af met Omar. Overduidelijk de betere film van de twee, al was het maar omdat die over zoveel meer gaat dan Israël vs. Palestina, ronde elfendertig. Dat wil niet zeggen dat Rock the Casbah niet de moeite is voor zij die zich betrokken voelen, maar voor de betere Israëlische cinema ben je beter af met Eyes Wide Open, Ajami, The Band's Visit of het werk van Eytan Fox (o.a. Yossi & Jagger, Walk on Water en The Bubble).

Abu-Assad staat sinds Paradise Now bekend als één van de grootste Palestijnse regisseurs van vandaag. Paradise Now werd genomineerd voor een Oscar (beste buitenlandse film) en de Gouden Beer en won een Golden Globe (beste buitenlandse film) en het Gouden Kalf. Bovendien is de film tot nog toe de enige die een coproductie tussen Israël en Palestina zo'n internationale bekendheid gaf. Door die bekendheid mocht Abu-Assad zijn kans in Hollywood wagen, wat resulteerde in een regelrechte flop met The Courier. Een film waarin niets overblijft van de sociale geladenheid waarmee Abu-Assad in zowel Rana's Wedding als Paradise Now sterke verhalen wist te vertellen. Hoogstens de brutale martelscène in The Courier verraadt de man zijn achtergrond.

Gelukkig keerde hij voor Omar terug naar zijn roots. Helemaal zelfs, want de film is een volstrekt autonome productie en dat is uitzonderlijk. Voor zover ik weet, voldoet enkel Pomegranates and Myrrh aan die Palestijnse onafhankelijkheid - een film die overigens niet bepaald een diepe indruk naliet. Omar is daarentegen uiterst sterke cinema en de verdienstelijke winnaar van de ExploreZone Award op het Film Fest Gent '13 (ook won hij reeds de speciale prijs van de jury op het filmfestival van Cannes). Hij zal bovendien Palestina vertegenwoordigen op de komende Academy Awards, iets wat eveneens kan gelden als politiek statement.

Het is moeilijk om te kunnen tippen aan Paradise Now, maar Omar doet er alles aan om een gelijkaardige sfeer te scheppen en op te leven naar zijn échte voorganger (en dus niet de miskleun The Courier). Abu-Assads grote doorbraakfilm blijft echter wel de sterkere van de twee. Misschien dat dit te maken heeft met de originaliteit en het verrassingseffect, waardoor de persoonlijke voorkeur voor één van beide films deels zal afhangen van welke je het eerst ziet. Beide films lijken namelijk heel erg sterk op elkaar, zowel wat opzet als locaties betreft. Daardoor is er op sommige momenten een heus déjà-vû gevoel. Omar is niettemin een iets "volwassener" prent en in die zin ook nuchterder. De gepassioneerdheid van waaruit Paradise Now vertrekt, lijkt hierdoor soms wat zoek te zijn. De verhouding tussen Omar en Nadia mist dan ook vaak de nodige overtuigingskracht. Het was voor mij de reden waarom ik op het einde van de film niet dezelfde treurnis voelde als een groot deel van de toeschouwers. Zonde, want moest Abu-Assad een sterker evenwicht gevonden hebben tussen enerzijds de sociale interactie tussen Omar, Amjad en Tarek en anderzijds de context en achtergrond van het Israëlisch-Palestijnse conflict, had de mokerslag er zonder enige twijfel wel geweest.

Omar was absoluut één van de betere films van het Film Fest Gent '13 en een absolute aanrader voor liefhebbers van wereldcinema. Laat het Israël-Palestina conflict even niet de doorslaggevende factor spelen en vertrouw op een film die veel meer te bieden heeft. Indien hij zijn effect mist, probeer het dan nog eens met Paradise Now. Hany Abu-Assad verdient alle lof, al hoop ik dat hij in de toekomst ofwel de "volwassenheid" krijgt die we ook kunnen aantreffen bij iemand als Asghar Farhadi, ofwel zijn jeugdige gepassioneerdheid heruitvindt zoals we die konden zien in Rana's Wedding en Paradise Now.

donderdag 7 november 2013

Blood Ties (2013)

Score:  4.0 / 10

In afwachting van The Loft moeten de fans van Matthias Schoenaerts het voorlopig stellen met deze nieuwe van Guillaume Canet. Hiermee is de eerste Hollywoodfilm van Schoenaerts (en Canet) een feit, maar laten we hopen dat het geen voorbode is voor de kwaliteit van de rits Schoenaerts-films die we de komende jaren mogen verwachten. Ik denk persoonlijk niet dat we veel hoeven te verwachten van de tweede remake van Loft (die in de VS - zoals de zaken momenteel staan - in première zou moeten gaan in augustus 2014). Het is namelijk een remake en dat pleit nagenoeg nooit in het voordeel van een film, zelfs niet met de originele regisseur aan het roer. Schoenaerts' samenwerkingen met Michaël R. Roskam (die met Animal Rescue ook zijn Amerikaanse doorbraak zal maken) en Thomas Vinterberg (in Far from the Madding Crowd) lijken daarentegen veelbelovend te zijn. Daarnaast zullen we hem ook nog naast Michelle Williams en Kristin Scott Thomas (Suite Française) en Kate Winslet, Stanley Tucci en Alan Rickman (A Little Chaos) aan het werk zien in 2014 of (waarschijnlijker) 2015. Ja, het moet geleden zijn van Jean-Claude Van Damme dat een acteur België nog zo op de kaart zette.

Jammer genoeg is Schoenaerts zowat het enige echt vermeldenswaardige uit Blood Ties (met zijdelingse vermeldingen voor Marion Cotillard en Billy Crudup). In menig recensie kon je lezen over de geslaagde seventies sfeer, over een leuke genrefilm en over een vermakelijke en nostalgische misdaadthriller. Daar valt weinig tegen in te brengen. Ik lees er daarentegen 'voorspelbaar', 'dertien in een dozijn' en 'ultraconventioneel' in. In vergelijking met Canets thrillerdrama Ne le Dis à Personne (2006) en zijn pathetische tragikomedie Les Petits Mouchoirs (2010), is Blood Ties een oervervelende prent. Niet zozeer omdat zijn vorige films niet te kampen hadden met langdradigheid, maar ze waren wel veel intiemer en in die zin charmanter. Daardoor was er geen enkel moment dat de films verveelden, ook al waren ze elk goed een half uur te lang. En laat dat laatste nu een wederkerend probleem zijn van Canet, want ook Blood Ties klokt af op een dikke twee uur terwijl het gerust 1/4de korter had gemogen...

Klaar voor die oervervelende plotlijn? Frank (Billy Crudup) en Chris (Clive Owen) zijn broers, respectievelijk een flik en een crimineel. Nadat Chris vrij komt uit de gevangenis, wil hij zijn leven beteren. Hij leert Natalie kennen (Mila Kunis) en ziet in haar een mogelijke toekomst. Daarvoor moet hij echter eerst afrekenen met zijn demonen uit het verleden, zoals zijn ex-vriendin en prostituee Monica (Marion Cotillard). Frank heeft zo zijn eigen problemen. Hij is tot over zijn oren verliefd op Vanessa (Zoe Saldana), de vriendin van de notoire onruststoker Anthony Scarfo (Matthias Schoenaerts). In de tussentijd proberen beide mannen het zo goed en zo kwaad mogelijk met elkaar te vinden, zodat ze in alle rust met hun vader Leon (James Caan) en hun zus Marie (Lili Taylor) kunnen samenzijn. Uiteraard krijg je dit alles met een hoop genreclichés voorgeschoteld, gemarineerd in wat voor de hand liggende gewetensproblemen en familiale crises van de protagonisten. Hoewel dit allemaal onderhoudend gebracht wordt, blijft het inspiratieloze cinema. Maar misschien was dat al het probleem met het boek waarop deze film is gebaseerd (Les Liens du Sang van Bruno en Michel Papet)?

Een klein lichtpuntje in de voor de rest vreselijk saaie prent, is de leuke seventies soundtrack (met o.a. Ace Frehley, Little Richard, Betty LaVette en The Velvet Underground) die zo nu en dan toch voor genietbare achtergronddeuntjes zorgt. Niet dat dat de film redt natuurlijk. Blood Ties is een film die ik gerust zou aanraden aan Schoenaerts liefhebbers (de weinige scènes die hij in beeld komt, laten echt wel een indruk na) en zij die dergelijke misdaadthrillers verslinden, maar wie op zoek is naar meer, kan de kostbare tijd beter aan iets anders besteden.

dinsdag 5 november 2013

The Young and Prodigious T.S. Spivet (2013)

Score:  8.5 / 10

Wie een beetje bekend is met het werk van Jean-Pierre Jeunet, weet exact wat te verwachten in deze nieuwe film van de Franse fantast. Het is dan wel de mans eerste Amerikaanse productie sinds Alien: Resurrection, zijn handelsmerk is van begin tot eind aanwezig. Hij bewijst hiermee eens te meer zijn mannetje te staan in het internationale filmcircuit en kan makkelijk naast mede-fantasten als Wes Anderson en Terry Gilliam gaan staan.

In The Young and Prodigious T.S. Spivet volgen we een 12-jarig wonderkind (T.S. Spivet) dat een enorme fascinatie heeft voor wetenschap. Zijn vader, een cowboy, en zijn moeder, een entomologe, zijn beiden druk bezig hun eigen leven te leiden. Terwijl zijn tweelingbroer steeds meer op zijn vader begint te lijken en zijn oudere zus Miss USA (of was het nu Miss America?) wil worden, experimenteert hij erop los en probeert hij allerlei praktische oplossingen te vinden voor problemen die zich op de boerderij voordoen. Gefascineerd door de idee van "eeuwige beweging", gaat hij op zoek naar een toestel dat de wetten van de fysica tart. Wanneer hij een doorbraak boekt, wordt hij uitgenodigd om de prestigieuze prijs van het Smithsonian Instituut te Washington, D.C. in ontvangst te nemen. Omdat hij vervreemd is van zijn ouders, onderneemt hij de 3500 kilometer lange tocht alleen - meteen het begin van een heus, vintage Jeunet avontuur.

Jeunet vertelt op zijn eigenwijze manier het verhaal door de ogen van T.S. Spivet. Dat betekent een hoop bizarre figuren (fetisj-acteur Dominique Pinon is ook weer aanwezig), beschouwende voice-overs en charmante, maar vaak intrieste humor. In die zin is de film in zowat al zijn aspecten een Amerikaanse versie van Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain, zij het dat Jeunet ditmaal zijn focus legt op een kind (wat herinnert aan de geest van diens La Cité des Enfants Perdus). Hoewel ik het boek van Reif Larsen (waarop deze film is gebaseerd) niet las, lijkt het alvast een verhaal te zijn dat op het lijf van Jeunet geschreven is. Dat hij er een knappe en aandoenlijke kinderfilm wist van te maken, die overigens zeker ook een ouder publiek weet te amuseren, is zonder twijfel zijn verdienste - zelfs al hoefde hij het verhaal niet zelf te bedenken.

Kyle Catlett weet als kindacteur te overtuigen, iets wat ik - net als in The Selfish Giant - erg toejuich. Met Helena Bonham Carter naast hem (die Spivets moeder vertolkt), krijg je bovendien meteen een verhouding die intrigeert. Hoewel ook moet gezegd worden dat Carter steeds heviger gebukt gaat onder de stempel van Tim Burton; haar rol in deze film had evengoed geschreven kunnen zijn voor zijn nieuwe prent. Niet dat dat stoort, maar wie haar in de laatste Burton films of de rol van Bellatrix in de Harry Potter serie wat repetitief vond, zal met deze film geen verandering merken. Carter fans zullen daarentegen op hun wenken bediend worden.

The Young and Prodigious T.S. Spivet introduceert tevens Jeunets eerste film in 3D. Het is mij nog steeds een raadsel wat zovele regisseurs aantrekt om hun film in 3D te draaien, zeker zolang die dwaze brilletjes een voorwaarde blijven om het effect ervan te zien. Over de voor- en nadelen van digitale opnames (scherpte, dieptezicht, kleurendiversiteit,...) en opnames op pellicule (authenticiteit, kleurenpalet, materialiteit,...) valt veel te zeggen (de documentaire Side by Side is hiervoor een schitterende inleiding). Dito met de nieuwe frame rate die films binnenkort van 24 naar 48 beelden per seconde zal brengen, zoals we vorig jaar konden zien in het eerste luik van The Hobbit. Maar 3D? Akkoord, James Cameron heeft met Avatar aangetoond dat een film die in 3D opgenomen is stukken knapper oogt dan een film die achteraf in 3D gemonteerd wordt. Verandert dat echter iets aan het gegeven dat je dat brilletje nog steeds op je kop moet zetten - wat niet alleen lastig is voor (de neus van) brillendragers, maar ook de film zelf ten kwade komt wegens 'verdonkering' van de kleuren? Of verandert het iets aan het gegeven dat ondertitels en film 'los' van elkaar ogen, waardoor hoofdpijn geen zelden voorkomend fenomeen is na 't zien van een 3D film? Of gaat het iets veranderen aan de opnames van vele films die vaak intentionele 3D-effecten beogen (bvb. allerhande zaken die 'uit' het scherm komen), maar op een gewone televisie alleen maar belachelijk en vaak storend zijn? 3D is misschien eens leuk voor films als Avatar of Gravity, maar ik kan het nog steeds missen als kiespijn. Tot zover deze tirade. Het was alweer even geleden.

Ten slotte wil ik graag de soundtrack van deze film nog even bejubelen. Al zij die genoten van Angelo Badalamenti's The Straight Story, horen zeker hun oren open te houden voor Denis Sanacore's score van The Young and Prodigious T.S. Spivet. Wie op zoek is naar een combinatie van mooie beeldjes, een schitterende soundtrack en bovendien genoeg kinderlijke fantasie durft te investeren, zal aan deze prent een heerlijk avontuurlijke rit beleven. Wie daarentegen na Micmacs à Tire-Larigot genoeg had van Jeunets formule, hoeft in deze geen verdere energie te steken.