We zijn bijna drie maanden verder sinds mijn laatste post. Dat was de tijd die ik nodig had om de massa's films uit 2013 in te halen die geen officiële bioscooprelease kenden. Uiteraard niet allemaal (dat zou onmogelijk zijn), maar toch een aanzienlijk gedeelte dat me interessant en relevant leek. De films die volgen zijn films die rechtstreeks uitkwamen op dvd of blu-ray, via on demand of op televisie. Het zijn tevens films die vertoond werden op Belgische filmfestivals of gewoonweg nergens voor handen waren behalve via (illegale) downloads. Omdat dit zo'n diversiteit aan films beslaat, zullen er tien films in de kijker worden geplaatst in plaats van vijf. Deze (lange) post is voor de obscurantisten, cinefielen en zij die houden van minder voor-de-hand-liggende en gekende cinema!
Laten we beginnen met de films die rechtstreeks op een schijfje of televisie verschenen. De meeste van deze films zijn producties uit 2011 en 2012 (verder ga ik niet terug). Enkele films waar we zo'n twee jaar op moesten wachten (uit 2011 dus) om ze op legale wijze te bekijken, werden schandalig overzien. Waarom krijgt een Amerikaanse productie van indieregisseur Richard Linklater (Bernie) bij ons geen distributie? Hetzelfde kunnen we ons afvragen van David Gordon Green (The Sitter) en Lynn Shelton (Your Sister's Sister). Zou het echt zo zijn dat er gewoon geen markt is voor deze films? Ik ben er vrij zeker van dat - mits enige publiciteit - er heel wat mensen zouden zijn die hiervoor een schappelijke prijs zouden willen betalen. Enige obstakel: ze zijn vaak niet kunstzinnig genoeg om in arthouses te spelen en niet mainstream genoeg voor de Kinepolis Group.
Misschien is er gewoon te veel aanbod voor het oligopolische bioscooplandschap in ons land? Misschien zijn bioscopen enkel nog te begrijpen als huizen voor ofwel entertainment, ofwel cinefilie? Is er eigenlijk nog een werkelijk alternatief circuit dat de kop boven water kan houden, waar hedendaagse DIY-, indie-, pulp- en niche-films kunnen getoond worden? Of moeten we daarvoor echt altijd naar filmfestivals als Offscreen, BIFFF en Razor Reel gaan, op enkele uitgekozen momenten in het jaar?
Wie dat "Amerikaanse cinema = Hollywood" verhaaltje nog gelooft, zou er bijvoorbeeld goed aan doen om de pulpkritiek van God Bless America te bekijken. Dit is een film gemaakt op maat van het West-Europese publiek dat ontspanning nastreeft, maar genoeg heeft van de megalomanie van Hollywood. God Bless America is een antipode op het welig tierende cynisme in de media, gestoken in een jasje van popcultuur en messcherpe dialogen. Of wat te denken van het aandoenlijke, ietwat neurotische feministische pamflet Damsels in Distress - met één van de huidige indiekoninginnen, Greta Gerwig (bekend uit o.a. To Rome with Love, Lola Versus en France Ha), in de hoofdrol? Dergelijke films zouden gegarandeerd op heel wat bijval kunnen rekenen in België, moesten ze gewoon wat meer bekendheid genieten.
Ook heel wat materiaal uit 2012 zagen het daglicht via een rechtstreekse dvd-release in 2013. Onder meer Seeking a Friend for the End of the World, Robot & Frank, Small Apartments, Lay the Favorite en Goats konden op legale wijze verkregen worden, moest die interesse er zijn. Alleen bleken de meeste van deze films desondanks toch onder de radar door te glippen (als in: geen media-aandacht, zelfs amper in de gespecialiseerde pers). Dat is toch wat vreemd met films van Stephen Frears (Lay the Favorite) en Jonas Åkerlund (Small Apartments) ertussen, of met het gelauwerde Robot & Frank. Op Lay the Favorite na (wat echt een draak van een film is), hadden de andere producties gerust een eigen publiek kunnen lokken en behagen. Goats zou bijvoorbeeld erg in de smaak kunnen vallen bij liefhebbers van The Way Way Back. Robot & Frank combineert sci-fi met de typische ingetogen stijl van Amerikaanse indies en de plotlijn van heistfilms - ook iets waarvoor er zeker interesse zou kunnen zijn. Liefhebbers van films die handelen over het einde der tijden (recentelijk o.a. 4:44 Last Day on Earth, Perfect Sense, These Final Hours, This Is the End, The World's End en Melancholia), zullen zich zeker ook kunnen amuseren met Seeking a Friend for the End of the World. Voor instant cult cinema zit je goed bij Small Apartments, met alweer een uitermate bizarre en bevreemdende blik op de wereld zoals we die kennen uit Åkerlunds eerdere Spun. Tot slot was er nog Admission, een betrekkelijk snelle dvd-uitgave (want een film uit 2013) met Tina Fey en Paul Rudd, welke vooral leuk kan zijn voor academici die het hele university ranking-gegeven wat kunnen relativeren. Lang niet kritisch genoeg om intelligent te zijn, maar wel genietbaar door het degelijke acteerwerk en de makkelijk in te trappen deuren.
Op het
Anima Festival ben ik niet geraakt, dus ga ik maar meteen door naar de, voor mij althans, meest interessante filmfestivals:
Offscreen Film Festival,
Brussels International Fantastic Film Festival (BIFFF) en
Razor Reel Fantastic Film Festival (RRFFF). Deze filmfestivals typeren zich door een focus op alles wat oude en nieuwe cult, pulp en niche cinema aangaat, van horror tot komedie, van grootmeesters tot trashkoningen. Heel wat films die er in 2013 speelden, werden volledig onterecht uit de zalen geweerd. Het trieste dieptepunt was de uitstekende en beklijvende prent van Kim Ki-Duk,
Pieta. Hoewel deze onlangs een aantal keren vertoond werd tijdens de One Shot Cinema in KASKcinema, is het ongehoord dat dergelijke films geen distributie vinden. De film is zonder veel moeite stukken relevanter en boeiender dan 3/4de van wat er in de reguliere zalen te zien was.
De One Shot Cinema ving onlangs nog enkele films op die volledig geweerd werden uit het reguliere circuit:
Maniac en
The Battery. Beiden films verdienen zonder veel twijfel meer bekendheid, al was het maar om mensen kennis te laten maken met tragere en meer experimentele horrorfilms. Waarom moet het altijd dezelfde rommel zijn die in de grote complexen gespeeld wordt? Een zoveelste
Paranormal Activity, exorcisme film of
ghost story hebben we écht niet nodig in een wereld die sowieso al gedomineerd wordt door eenheidsworst. In
Maniac zien we Elijah Wood zich, via een
first-person view (vele gamers zijn al wel langer vertrouwd met dit perspectief), tot een waarachtige psychopaat ontspinnen. Deze extreem bloederige prent is bovendien een ode aan 1980s horror (de film zelf is ook een remake van de gelijknamige film uit 1980) en is in die zin een onderdeel van de retro vibe die in menig subcultuur schering en inslag is geworden. In
The Battery krijgen we een trage, gedesatureerde en hypnotiserende kijk op het zombiegenre. Aanrader voor iedereen die wat tegenwind kan gebruiken op uitgemolken franchises als
The Walking Dead en
Resident Evil of blockbusters als
World War Z en
Warm Bodies.
De retro vibe was eveneens merkbaar bij
Berberian Sound Studio en
Ahí Va el Diablo (aka.
Here Comes the Devil). Terwijl de eerste meer de sfeer en mystiek van de Italiaanse giallo cinema probeert op te wekken (mét Lynch injectie), is de tweede eerder een ode aan diezelfde exploitation trend door de visuele stijl en goedkope productie te reproduceren. Beide films zijn, net als
Maniac, sterk aan te bevelen - zeker voor liefhebbers van het werk van Bruno Forzani & Hélène Cattet. Voor meer expliciete pulp is vooral
Dust Up heel erg aan te bevelen. In deze film is eveneens een duidelijke exploitation trend te merken, waardoor ook hij op de retro vibe kan meeliften.
Dust Up is een film die zowel psychedelische sferen schept als maatschappijkritische kanttekeningen maakt, zij het in een volstrekt absurd en compleet hysterisch eindproduct.
American Mary,
John Dies at the End en
A Fantastic Fear of Everything voorzien in nog meer horrorpulp waar vooral genrefanaten mee opgezet zullen zijn. De films moeten het echter meer hebben van hun charmante profiel dan van wat anders. Het zijn niettemin allen prenten die, net door hun nichestatus, naar hartenlust kunnen experimenteren met beeldtaal, special effects en narratief. Dat is misschien wel de grootste verdienste van àlle bovenstaande films. Voor cinefielen en nieuwsgierigen loont het dan ook om deze producties het voordeel van de twijfel te geven.
Daarnaast waren er nog het ietwat overschatte Israelische
Big Bad Wolves (volgens Tarantino de beste film van 2013), de low budget prent
May I Kill U?, de Stephen King rip-off
The Human Race en het nogal makke
Chained van Jennifer Lynch (dochter van). Het intrigerende
Antiviral van Brandon Cronenberg (zoon van) en het flitsende Zuid-Koreaanse
Confession of Murder verdienen een aparte vermelding, punt. Tot slot speelde ook nog het uiterst aandoenlijke en, naar mijn aanvoelen, hevig ondergewaardeerde
I Declare War - een film die zich in de sfeer bevindt van
Stand by Me,
The Goonies,
The Breakfast Club,
Super 8 en
Moonrise Kingdom. Aanrader!
Op de Kinepolis Halloween Night kregen we dit jaar toch ook één degelijke film te zien:
We Are What We Are. Deze sombere en grimmige film is misschien wel één van de akeligste gothic horror prenten die ik ooit zag. Hoewel dit een remake is van het Mexicaanse
Somos lo Que Hay, is het wat dat betreft zeker van het niveau van
Let Me In (de remake van het Zweedse
Låt den Rätte Komma In). De vergelijking is bovendien niet onterecht. Er werd reeds opgemerkt dat
Somos lo Que Hay deed voor kannibalen wat
Låt den Rätte Komma In deed voor vampieren. Dat kan ik sterk beamen, afgaande op de remake weliswaar. Regisseur Jim Mickle is alvast een man om in het oog te houden (
mark my words: volgend jaar is hij geen onbekende meer,
Cold in July zal daar wel voor zorgen).
Ten slotte was er natuurlijk nog het
Film Fest Gent, zo'n beetje hét favoriete filmfestival van de meeste cinefielen in ons land. Tegelijk is het ook het grootste en meest aanzienlijke Belgische filmfestival (hoewel
Film Festival Oostende poogt bij te benen). Net als de vorige jaren was het Film Fest Gent voor mij de meest extreme onderdompeling in film. Meer dan tien dagen elke dag vier à zes films kijken; een mens moet er al zijn andere bezigheden voor op pauze zetten. Die ervaring is intens, geïsoleerd, vermoeiend en deels ontheemd, maar ze is ongelooflijk bevredigend voor een cinefiel. Wanneer je zo'n weken met plezier doorstaat, kan je achteraf waarlijk spreken over een diepe passie voor de wereld van film. De alternatieve werelden of de uitvergroting van de werkelijkheid, het escapisme of de confrontatie, de gelukzaligheid of de melancholie, het gezellige entertainment of de trage contemplatie. Het Gentse filmfestival had het dit jaar weer allemaal.
Veel van de films die een officiële bioscooprelease kenden werden reeds besproken op deze blog (zie
hier). Anderen die eveneens in onze zalen kwamen (
Drift,
Parkland,
Gloria,
Blue Ruin,
Kill Your Darlings,
Much Ado About Nothing,
The Missing Picture,
Night Moves,
Short Term 12,
L'Étrange Couleur des Larmes de Ton Corps en binnenkort
Under the Skin), werden (nog) niet gerecenseerd hier. Nu wil ik het dus hebben over al die films die onder de radar passeerden. Een aantal daarvan zijn rechtstreeks op dvd verschenen (
As I Lay Dying,
Go for Sisters,
Floating Skyscrapers,
All Is Lost en
The Canyons) of zullen dat binnenkort doen (
Salvo). Wie over Sundance Channel beschikt, kon ook reeds
A Teacher en
It Felt Like Love bekijken. Via de 'on demand'-functie op digitale televisies kon men ten slotte ook al kijken naar
The Spectacular Now.
Een heus aandeel films waren dus exclusief op het Film Fest Gent te zien. Dat is extreem jammer, want sommige van deze films behoren tot het allerbeste wat er in 2013 verschenen is. Zo denk ik bijvoorbeeld aan één van de mooiste en meest aangrijpende sfeerfilms die ik zag in 2013:
The Retrieval. Voor Chris Eska moet het niet gemakkelijk zijn om een film uit te brengen vanuit dezelfde contreien waar ook Terrence Malick, Richard Linklater, David Gordon Green, Jeff Nichols en David Lowery vandaan komen. Het lijkt wel alsof men daar in de Zuiderse staten stuk voor stuk fantastische indie regisseurs voortbrengt - de lat ligt dus hoog. Als je dan een film maakt over een thema dat betrekking heeft op de Amerikaanse burgeroorlog en de slavernij, is dat in deze verzadigde tijden al helemaal om problemen vragen (cf.
Lincoln,
12 Years a Slave,
Django Unchained,
Copperhead en
Saving Lincoln). En toch steekt Eska's film met kop en schouders uit boven de films van Spielberg, McQueen en Tarantino, evenals de laatste films van Malick, Green, Nichols en Lowery.
The Retrieval is een innemend portret van twee Afro-Amerikanen die de kost verdienen door blanke premiejagers te helpen zoeken naar ontsnapte slaven. De centrale figuur in deze film is de jonge Will die een moeizame tocht door barre landschappen aanvangt om de gezochte Nate uit te leveren. Nate en Will beginnen echter een band te creëren en al snel blijkt dat de zuivere overlevingsdrang plaatsmaakt voor een nog sterkere drang naar rechtvaardigheid. Via een hypnotiserende soundtrack, betoverende beeldtaal en ijzersterke acteerprestaties wist
The Retrieval te bereiken wat
Beasts of the Southern Wild in 2012 niet deed: een nazinderende toon zetten die me gedurende het hele filmfestival, en nu nog steeds, bij bleef. Willens nillens werd elke film die ik erna zag vergeleken met de impact die
The Retrieval had. Waarom deze prent uit de zalen geweerd werd, is me een raadsel.
De enige film die kon tippen aan
The Retrieval, was het al even aangrijpende
The Major. Een Russische prent welke ik aan elke mensenrechtenactivist, copwatcher en anarchist absoluut aanbeveel. De brutaliteit en machteloosheid die je nadien voelt, heeft namelijk veel te maken met de levenssfeer en blik waarmee deze mensen naar de wereld kijken. Hoewel weinigen de cynische aard van de film zullen delen, zal men de geest ervan wel begrijpen. De Russische corruptie is nog maar zelden zo sterk in beeld gebracht. Deze keer komt het perspectief niet vanuit de maffia of de slachtoffers van het wanbeleid, maar vanuit de staatsveiligheid, de ordediensten. Stukje bij beetje wordt het morele verval geregistreerd naarmate protagonist Sergey zijn menselijkheid verliest. De conclusie van de film is bijna nihilistisch en grijpt je genadeloos naar de keel.
The Major en
The Retrieval waren met voorsprong de twee beste films van het Film Fest Gent 2013 (en behoren zelfs tot de beste films van het gehele jaar). Geen van beiden vond een distributiekanaal. Schrijnend.
Een hele hoop films wogen, zoals dat gaat, niet echt door op de maalstroom van films in het FFG. Hun impact ging verloren onder het gewicht van veel sterkere en interessantere cinema. De Argentijnse hipsterprent
Viola, het stereotype en voorspelbare
Rock the Casbah, de dertien-in-een-dozijn biopic
Walesa: Man of Hope, het irritante beeldexperiment
La Chair de Ma Chair, de relatief (f)lauwe indieflicks
A Teacher en
It Felt Like Love en het filmtechnisch amateuristische
The Town of Whales bleken allen meteen weg te deemsteren. Ook de tv-films waren dit jaar van relatief lage kwaliteit.
Muhammad Ali's Greatest Fight kon nog enigszins boeien, maar
Phil Spector en
The Girl overstegen nergens de middelmaat.
Sommige films hadden sterke elementen, zoals het Turkse
Lifelong dat frequent refereerde naar de stijl van Nuri Bilge Ceylan of zoals Jafar Panahi's
Closed Curtain waarin enkele boeiende metafilm analyses werden gemaakt. Eveneens waren er het bezwerende
La Piscina, het Lynchiaanse
Leones, de Kazachse kijk op pesterij in
Harmony Lessons (dat veel weg had van de stijl van de Kazachse film die in 2012 op het FFG te zien was:
Student), het Ierse
Kelly + Victor dat wel eens in de smaak zou kunnen vallen bij
Kajira leden, de ultrakitsch van
The Canyons, de verbluffende long take uit
Salvo (hoewel het daarmee wel gezegd is wat deze film betreft), het provocerende morele dilemma uit
What Richard Did, de Poolse homoflick
Floating Skyscrapers, de intrigerende (doch niet altijd even geslaagde) adaptatie van William Faulkners gelijknamige roman
As I Lay Dying en het - voor liefhebbers van John Sayles - authentieke
Go for Sisters. Allen films die wel hun doelpubliek zullen behagen, maar nergens sterk genoeg bleken te zijn om de tand des tijds te doorstaan.
Het knip-en-plakwerk van
Our Nixon, het spiritueel uitdagende
Stop the Pounding Heart en de zelfreflectieve seksuele trip in
Interior. Leather Bar bleken allemaal boeiende docu's te zijn. Meteen ook de enige docu's die ik zag in 2013. Tot slot waren er nog het uitstekende
The Spectacular Now, het zenuwslopende
All Is Lost (on-be-grij-pe-lijk dat deze film geen bioscooprelease kende!), het verfrissende en onconventionele
Starlet en het mysterieuze, visueel adembenemende en hallucinante
Upstream Color. Deze laatste vier films kan ik allen zéér warm aanbevelen!
Onuitgebracht
Het blijft maar komen. Deze laatste categorie handelt over films die voor zover ik weet nergens te bekijken waren, behalve op illegale wijze. De enige uitzonderingen hierop zijn
This Is Martin Bonner en
Pit Stop (die kon je bekijken op Sundance Channel). Beide Amerikaanse indiefilms waren van eenzelfde niveau als vele andere films uit dat circuit, doch niet sterk genoeg om echt een plaatsje in mijn geheugen te veroveren.
This Is Martin Bonner had wel de zeer typerende charme van het huidige Amerikaanse indiecircuit (rustige filmstijl, eenzaamheid / vervreemding als thema,...), wat voor mij altijd een pluspunt is.
Pit Stop had dit ook, maar voor een homoflick overtrof hij maar net de middelmaat.
Heel wat films in deze categorie zijn relatief verwaarloosbaar.
Zero Charisma was vooral een erg gemiste kans, maar is mogelijk wel bevredigend voor de RPG'ers onder ons.
The Incredible Burt Wonderstone kreeg, gelukkig deze keer, geen distributie (ondanks Jim Carrey, Steve Buscemi, Steve Carell, James Gandolfini en Alan Arkin). Wie in die stijl een boeiendere film wil zien, zit beter bij het al even bombastische
Now You See Me. Alleen voor liefhebbers van één van de bovenvermelde acteurs dus, en zelfs dan... Het Indische gecrowdfunde
Lucia biedt een interessante kijk vanuit het (iets) alternatievere filmcircuit in India (ondanks het
geflirt met Bollywood), maar weet lang niet zo te boeien als de cinema van beeldenstormer Q (cf.
Gandu en
Tasher Desh).
Escape from Tomorrow is een zwart-wit horrorfilm die misschien een impressie kan maken op Disney(land/world)fans, maar voor mij vaak vervelend en zelfs wat saai was - niettemin lijkt dit wel een cultfilm in wording. Het Duitse
Lose Your Head probeert het homocircuit een Lynchiaanse impuls te geven. Deze is niet geheel geslaagd, maar ze weet wel te intrigeren. Van deze film onthield ik echter vooral
de soundtrack (
tanz!).
Verder gaan we met
Grand Piano, een ander "klein" project met Elijah Wood (naast
Maniac). Een degelijke thriller die relatief goed in elkaar zit, maar qua spanningsboog niet het gehoopte resultaat opleverde.
The Power of Few, een interactieve film die online montage aanbood in het post-productie proces, was vooral een boeiend DIY experiment met Christopher Walken als publiekstrekker, maar met weinig blijvende impact. Ook de Amerikaanse indies
Afternoon Delight en
Touchy Feely waren niet veel meer dan
middle class,
suburban,
bourgeois films met veel te veel zelfmedelijden en onsuccesvolle pogingen tot gevatheid. De sci-fi flick
+1 was dan weer een amusante en onderhouden kijk op een genre dat vooral de huidige tieners als doelpubliek heeft. Om die reden is het ook verbazend dat de film niet werd opgepikt in België - de
Project X generatie zou er namelijk best van kunnen genieten. Het low budget
Ghost Team One kon weinig toevoegen aan de huidige
found footage hype in het horrorgenre. Bovendien is het (vermoedelijk sarcastische) seksisme in de film vreselijk storend.
Nog te vermelden is het oerconventionele en net daarom compleet mislukte
CBGB (over de legendarische club in New York). Alan Rickman en de soundtrack (met o.a. MC5, Lou Reed, Talking Heads, Television, New York Dolls, Iggy Pop, Blondie, Patti Smith, The Ramones en The Police) weten de film nog net te redden, ook al blijft het een zielloze ode aan één van de meest legendarische clubs ter wereld - althans wat betreft punk en hardcore.
Child of God, naar het gelijknamige boek van Cormac McCarthy, is James Franco's zoveelste oefening in zijn diverse en veelzijdige zelf te verkennen. Na
Howl,
Spring Breakers,
Interior. Leather Bar,
As I Lay Dying en
This Is the End valt die poging echter wat zwak uit. Misschien is de regiestoel toch niet helemaal voor hem weggelegd?
Child of God moet het dan ook vooral hebben van de beklijvende en grensverleggende acteerprestatie van Scott Haze. De indiefilms
Blue Caprice en
Hide Your Smiling Faces gingen voor mij volledig de mist in. Hoewel deze tweede duidelijk in de lijn van de etherische Malick school zit, en dus zeker haar verdienste heeft, is de uitwerking bijzonder ontgoochelend. Misschien had ik er, op basis van
de trailer, te veel van verwacht, want cinematografisch en qua sfeerschepping zat
Hide Your Smiling Faces erg goed - alleen bleef de impact integraal uit (net zoals ik dat heb met Malick zelf dus). Wat
Blue Caprice betreft, was de karakterstudie te vaag en lang niet vergaand genoeg. De poging om naast de thematisch gelijkaardige
Fruitvale Station en
Elephant te gaan staan, viel dan ook nogal zwakjes uit.
Een opvallende afwezigheid in onze zalen in 2013 was
Lone Survivor. Misschien had men geen zin meer in nog meer Amerikaanse propaganda (nadat we al
Zero Dark Thirty en
Lincoln moesten ondergaan), maar het is nochtans een enorm entertainende actiefilm. Vooral liefhebbers van visueel sterke actiechoreografie en zij die houden van de nodige adrenalineritten tijdens een film (cf.
The Avengers en
The Lone Ranger), zitten hier goed. Onder meer Mark Wahlberg, Emile Hirsch, Ben Foster en Eric Bana (verwacht geen vrouwen in deze film) rammen je vrij ongecompliceerd een heuse portie Amerikaanse vaderlandsliefde door de strot. Als je er dat wil bijnemen, is
Lone Survivor een zeer degelijk stukje Hollywoodvertier. Indien niet, blijf je er best zo ver mogelijk van weg. Wat entertainment betreft, was ook
Knights of Badassdom één van de leukste vrijdagavondkomedies die ik zag. Volstrekt betekenisloos, maar wel met voldoende culturele referenties en leuke niche-acteurs (o.a. Peter Dinklage, Ryan Kwanten, Brian Posehn, Danny Pudi, Jimmi Simpson en Steve Zahn) om vermaak te verschaffen - aanrader voor de
LARP liefhebbers onder ons. Ook vermakelijk was het Britse
Alan Partridge: Alpha Papa. Een soort van geactualiseerde versie van
Airheads en
Private Parts, maar dan met het in Engeland reeds welbekende typetje van Steve Coogan, Alan Partridge.
Wat serieuzere cinema kregen we met
Newlyweeds (een tragisch maar tegelijk teder portret over een koppel dat hun relatie ziet kapotgaan door Mary Jane, oftewel cannabis),
Nobody's Daughter Haewon (een zelfbewust stukje Zuid-Koreaanse cinema waarin de lijn tussen zelfmedelijden en zelfreflectie onderzocht wordt - veel "zelf" dus; een serieus contrast met hun bovenburen!) en
Ilo Ilo (een Singaporese prent die zich afspeelt tegen de achtergrond van de financiële crisis die eind jaren 1990 uitbrak in Azië - een interessante studie over het racisme en de klassenmechanismes in Zuid-Oost Azië; erg bizar dat deze film niet te zien was op MOOOV). In tegenstelling tot
Ghost Team One waren de
found footage films
Afflicted en zéker
The Dirties van een veel hoger niveau. Dergelijke cinema is geen spek voor ieders bek en zal volgens conservatieve estheten niet eens de term "cinema" waard zijn, maar het is en blijft wel de goedkoopste manier om een film te maken tegenwoordig. In tijden van economische crisis is het geen sinecure om aan professioneel materiaal te geraken, laat staan een heel pre- en post-productieproces te doorlopen. DIY wordt weer hip, al was het maar omdat de nieuwe technologie het toelaat, en dat is te merken aan de
found footage hype.
Afflicted lijkt wel een mix van
Underworld en
Chronicle te zijn, waardoor het vampierengenre meteen weer een interessante insteek krijgt.
The Dirties is daarentegen een eigenzinnige metafilm die het vooral van zijn opbouw en niet van zijn climax moet hebben - sporen van
Elephant zijn daarnaast niet veraf.
Wie het nog goedkoper (?) kon doen, waren de makers van
The Den. Deze horrorfilm, integraal opgenomen via o.a. webcams en smartphones, is gemaakt voor een generatie die films op haar laptop bekijkt. In die geïsoleerde sfeer (koptelefoon op, alleen voor een relatief klein schermpje), werkt
The Den uitstekend. Combineer dat met het thema van snuff films en het plaatje is compleet. Je voelt je voyeur en exhibitionist tegelijk en terwijl de film verder loopt, wil het al wel eens gebeuren dat je controleert of het nu jouw muis was die bewoog, of het gewoon de muis van het filmscherm was. Ik ga niet roepen dat hier een
next-gen Blair Witch Project geboren is, maar qua intensiteit en akeligheid kon
The Den er alvast aan tippen. Een laatste film in deze lijn is
Europa Report. Hoewel het budget voor deze film aanzienlijk groter was (cf.
Chronicle en
Cloverfield), is ook deze
found footage prent van een degelijk en onderhouden niveau. Alvast voldoende om sci-fi- en horrorfans te behagen.
Enkele boeiende trashy films kregen we met
Filth,
We Will Riot en
On the Job.
Filth is een film van schrijver Irvine Welsh (o.a.
Trainspotting en
The Acid House) en doet de man alle eer aan. Deze hallucinante trip vol geweld, sex, zwarte humor, drugs en paranoia zal geen nieuwe
Trainspotting worden, maar is zonder enige twijfel een serieuze aanrader voor iedereen die dergelijke cinema kan appreciëren.
We Will Riot is voornamelijk een
Kickstarter project en bruist van anarchistische DIY ethos, zowel in stijl als in inhoud. De film is, net als
Lose Your Head, een duidelijke Generatie Y film. Deze cineasten zullen geen grote namen worden in het mainstream circuit, maar ik durf sterk te betwijfelen of dat hun wens is. Tot slot is er nog de hoogst agressieve en aan sneltempo voorbij denderende
On the Job. Deze Filipijnse film belicht, net als het in 2012 verschenen
Graceland, het corrupte bestuur en de samengaande ondergrondse criminaliteit in de Filipijnen. Met een genadeloze plotlijn en heftige stijl is
On the Job een actiethriller die soms wat weg heeft van het werk van Tarantino of Ritchie, maar dan zonder de pastiches of de videoclipmontage.
Zijn er nog
Big Sur,
Hawaii en
The Kings of Summer. De eerste is, na
Howl,
On the Road en
Kill Your Darlings een zoveelste poging om de
beat generation tot leven te brengen. Hoewel de film daar niet geheel in slaagt, wekt de adaptatie van Jack Kerouacs gelijknamige roman (één van de laatste die hij schreef) wel de melancholie op die nodig was om deze film te doen werken. Terwijl
On the Road en
Kill Your Darlings me nogal op mijn honger lieten zitten, is
Big Sur een prent die stukken minder pretentieus overkomt en hierdoor iets veel oprechter heeft. Geen
Howl, maar alvast het bekijken waard door de hedendaagse hipstermeute.
Hawaii is één van de boeiendste homofilms van 2013. Deze Argentijnse dialoogfilm, waar desondanks meer gesuggereerd dan gezegd wordt, is atmosferisch en gespannen. De traagheid, de mesmeriserende klankband en de gestileerde fotografie zorgen eerder voor een
full-on filmervaring dan voor een makkelijk weg te kijken tussendoortje, en dat mocht wel eens binnen deze niche. Beide protagonisten weten een diepe menselijkheid over te brengen die je als kijker raakt, doch zonder ooit te willen behagen of bevredigen. Tot slot is er nog het fenomenale
The Kings of Summer. Voor mij alvast een hedendaagse
Stand by Me, ook al zal de tijd moeten uitwijzen of hij eenzelfde status toegekend krijgt. Niettemin een prent die het, nog meer dan
I Declare War, verdient om uit te groeien tot een nostalgische jeugdfilm.
Last but not least zijn er de twee films van Chileen Sebastián Silva:
Crystal Fairy & The Magical Cactus and 2012 en
Magic Magic. Beide films zijn tevens samenwerkingen met Michael Cera en staan op het randje van een "we zijn op vakantie en gaan snel even een film inblikken"-attitude (cf.
Much Ado About Nothing). Misschien was dat net de succesformule? Silva heeft namelijk twee instant cultklassiekers gemaakt. In
Crystal Fairy zien we enkele vrienden op doorreis in Chili met als enige doel: een San Pedro cactus vinden en bereiden, waarna hun trip op mescaline aan de verlaten Chileense kust kan beginnen. Pittig detail: Cera en co. namen de mescaline ook effectief in - hun trip werd geregistreerd en in de film verwerkt. In
Magic Magic gaan we de occulte toer op. Via een psychedelische en duistere sfeer, weet Silva een latente spanning op te wekken die volstrekt onbevredigend eindigt in een van de pot gerukte climax zonder enige richting of doel. De atmosfeer is gelijkaardig aan die van
The Lords of Salem, behalve dat het occultisme in
Magic Magic eerder impliciet is. Met
Crystal Fairy en
Magic Magic zijn misschien wel de eerste echte exploitation films van Generatie Y gemaakt: via de adoptie van trendy retro thema's zoals psychedelica, occultisme en hippies, krijgen deze films een substantiële hipster-injectie waarin authenticiteit nagestreefd wordt zonder het ooit echt te bereiken. Het resultaat mag er desondanks zijn - in een postmodern tijdperk heeft authenticiteit namelijk een andere lading gekregen: het gaat meer over de authentieke
ervaring dan over de authentieke
materialiteit. Die ervaring is altijd persoonlijk en heeft, voor mij althans, bij films als
Crystal Fairy en
Magic Magic een heel erg positieve indruk meegekregen.
Wat een boterham. Het is geen platte kak om het niet-reguliere filmwereldje te volgen in tijden van overdaad, al moet ik wel stellen dat het internet een zeer behulpzame tool is. Op naar (of nog: verder met) 2014 nu!